14 DECEMBER 1949
419
tot vreugde, dat Burgemeester en Wethouders het particulier
initiatief wensen te steunen en te stimuleren.
Spreker hoopt, dat indien ook in deze stad het sociaal-charita
tieve werk gecoördineerd en vernieuwd gaat worden, Burgemees
ter en Wethouders bereid zullen zijn bepaalde taken aan de gecoör
dineerde particuliere Charitas over te dragen.
Spreker is het met de wethouder van Financiën eens, dat er
weinig reden tot optimisme is ten aanzien van de financiële situa
tie der gemeente en dat het dus wel bezwaarlijk zal zijn meer geld
aan subsidies voor particuliere instellingen te voteren. Daar staat
echter tegenover, dat bij het overdragen van taken naar particu
liere instellingen en verenigingen bepaalde gemeentelijke uitgaven
worden verminderd. Voorts ziet spreker een lichtpunt in de komen
de reorganisatie der Sociale Verzekering, waardoor menig gebrek
zal worden gelenigd, hetwelk ten goede zal komen aan de gemeen
te, doordat de rechtstreekse uitgaven voor steunverlening worden
verminderd.
Tenslotte vraagt spreker zich ten aanzien van dit punt af, of, nu
de wethouder van Financiën zich uitgelaten heeft in die geest, dat
er na de begroting geen subsidies meer verleend kunnen worden,
het niet beter ware geweest belanghebbenden van dit standpunt
in kennis te stellen en hen gelegenheid te bieden voor een bepaalde
datum subsidie aan te vragen. Thans leidt het ingenomen stand
punt tot onbillijkheid. Spreker vraagt alsnog voor een bepaalde
datum gelegenheid open te stellen en dan het gehete subsidiebeleid
planmatig te behandelen. De Raad heeft dan ook een beter over
zicht.
Komende tot de behandeling van de personeelspolitiek, zegt
spreker enigszins huiverig te zijn om te spreken over de ambte
naar. Al te vaak wordt de ambtennaar gedoodverfd als een traag
wezen, dat gedoemd is om binnen afzienbare tijd uit te sterven.
Spreker heeft echter waardering voor het werk van de ambtenaren
der gemeente en wil dat in deze vergadering ook niet verzwijgen.
Het verheugt spreker dat hem uit diverse voorbeelden gebleken is,
dat Burgemeester en Wethouders een progressieve personeelspoli
tiek wensen te voeren.
Het betoog van de heer van Gils betreffende een wijziging van
de classificatie dezer gemeente heeft spreker's volle instemming.
Spreker wijst er op dat het getij hiervoor gunstig lijkt nu de
Minister van Binnenlandse Zaken bij de Memorie van Toelichting-
op zijn begroting gesproken heeft over een Noodvoorziening Clas
sificatie, vooruitlopende op de resultaten van de arbeid der Com
missie Kruyt, terwijl hij er tevens over gesproken heeft dat in be
paalde gevallen van onbillijkheid incidentele voorzieningen kunnen
worden getroffen. Spreker acht Breda zo'n geval.
Daarin ligt voor Breda dan ook de kans om eindelijk recht te
wedervaren. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders ter
zake van medezeggenschap door het personeel bevredigt spreker
niet geheel. Dat de Commissie voor Georganiseerd Overleg reeds
een zekere mate van medezeggenschap zou hebben moge materieel
v/aar zijn, formeel is dit echter niet het geval. Spreker zou gaarne
zien, dat aan deze medezeggenschap enige uitbreiding werd gege
ven, vooral in juridische zin. Wel kan spreker het er mee eens zijn,
de dienstcommissies zich eerst wat meer te laten ontwikkelen.
Deze kwestie wil spreker echter los van het G.O. zien. Het lijkt
nuttig en wenselijk, de G.O.-Commisie zelve om suggesties te