426
15 DECEMBER 1949
Vervolgens verzoekt de Voorzitter de Raad de heer van der
Meer staande enige ogenblikken te gedenken.
De behandeling der gemeentebegroting voor 1950 wordt voort
gezet.
Aan de orde is de behandeling der begroting voor het Electrici-
teitsbe drijf.
De heer BRAAKHUIS heeft geen behoefte aan algemene be
schouwingen, doch wil alleen een klacht uitbrengen. Het betreft
het feit, dat zo vaak lampen van de straatverlichting niet in de
avond branden of op een verkeerde tijd, bijv. overdag branden.
Vooral is dit het geval in het stadsdeel Oud-Ginneken. Meermalen
heeft spreker het bedrijf opgebeld, maar daaraan schijnt weinig
aandacht geschonken te worden. Zelfs toen de waarschuwing het
ontbreken van verlichting in een opgebroken straat gold, werd
daaraan niets gedaan. Spreker kan begrijpen, dat niet bij iedere
lantaarnpaal een controleur kan worden geplaatst, maar wat meer
aandacht voor deze zaken zou toch wel wenselijk zijn. Spreker
vraagt de mogelijkheid te onderzoeken de politie hiervoor in te
schakelen. Ook in andere gemeenten is dit gebruikelijk.
De heer DIRVEN zegt:
Mijnheer de Voorzitter,
Het is U bekend, dat ik al meerdere malen over de verlichting
van de buitenwijken van oud-Princenhage heb gesproken, waarbij
steeds het antwoord werd verkregen, dat men hoopte spoedig met
de werkzaamheden te kunnen beginnen. Ook het antwoord op mijn
desbetreffende vraag in het Centraal rapport heeft mij daarom
trent niet helemaal kunnen bevredigen.
Het is nu ongeveer 2 jaar geleden, dat het betreffende besluit
hiertoe door de Raad is genomen en dat toen de toezegging is ge
daan, dat binnen 18 maanden, dus vóór deze winter het licht al
daar zou branden. Doch nu vinden we in het antwoord, dat met de
aanleg van het net in het jaar 1950 zal worden begonnen.
Mijnheer de Voorzitter ik vraag me af, of deze zaak indertijd
wel met de nodige ernst en activiteit is aangepakt, en of hier wel
de nodige medewerking van hen, die daarbij ten nauwste betrok
ken waren, is ondervonden.
Ik maak me sterk mijnheer de Voorzitter, wanneer het hier
wijken betrof, die dichter bij het bebouwde gedeelte lagen, dat het
licht reeds lang gebrand zou hebben, gezien het feit dat bij aanleg
van straten en pleinen onmiddellijk verlichting wordt aangebracht,
v/aarvoor dan wel materiaal beschikbaar is.
En toch mijnheer de Voorzitter wonen in deze meer afgelegen
gedeelten ook burgers van onze stad; dat zijn ook Bredanaars, die
evengoed belasting betalen als de anderen, en die ook hun ver
plichtingen tegenover de gemeenschap hebben en deze ook na
komen.
Volgens mijn bescheiden mening, is er toch altijd nog enigszins
rekening te houden met het feit, dat oud-Princenhage in 1942,
onder de Duitse bezetting, zelf niet gevraagd heeft om bij Breda
geannexeerd te worden, getuige de tegenstand bij de eerste annex
atie in 1926, doch Breda heeft voormalig Princenhage genomen,
omdat ze het nodig had, waarvan de feiten o.m. het Heuvel
kwartier, voor het grijpen liggen.