15 DECEMBER 1949
427
Maar dan moeten we de consequentie's ook aanvaarden en een
gedeelte platteland niet minder behandelen, dan het overige ge
deelte der stad.
De bewoners van oud-Princenhage zijn overtuigd, dat zij reeds
lang uit de Egyptische duisternis waren verlost, en dat het werk in
nog uitgebreidere zin als thans in uitvoering zou zijn gebracht indien
Princenhage nog Princenhage was, gezien het feit, dat de omlig
gende gemeenten tot in de uiterste hoeken ziin verlicht door de
P.N.E.M.
Mijnheer de Voorzitter het zou mij spijten, als het de schijn zou
moeten gaan wekken, dat het gedeelte oud-Princenhage niet op
die service mocht rekenen, die de rest van de stad geniet. Het
gaat er verder nist alleen om, dat de bewoners aldaar uitsluitend
het genot van het licht moeten missen, neen het intensiever uit
oefenen van de land- en tuinbouw staat er ten nauwste mee in ver
band, als we denken aan het electrisch melken, dorsen, trekken
van witlof, bespuitingen, enz.
Tegelijk wil ik hier nog wijzen op de minder fraaie toestand van
de Haagse Markt, alsmede op de zeer zwaar drukkende waterlei
ding tarieven voor dat gedeelte der bevolking onzer stad, omtrent
welk punt ik mij kan indenken, dat hierin door uw College geen
directe verandering kan worden gebracht, doch welke feiten ik
toch nog eens gaarne in uwe welwillende aandacht zou willen
aanbevelen.
Ten aanzien van het aanbrengen van het licht, zou ik uw college
met klem willen verzoeken, hiermede niet meer te wachten, doch
direct met de werkzaamheden een aanvang te willen nemen, opdat
de bewoners nog deze winter hiervan kunnen profiteren.
De heer VAN GILS merkt op, dat de heren Braakhuis en Dirven
de moed vooral niet moeten laten zakken. Spreker heeft ook heel
dikwijls om verlichting van de Teteringsedijk gevraagd, en die is
er ook gekomen. Naar de eisen des tijds zelfs.
De heer BRINKERHOF heeft in de Memorie van Antwoord van
Burgemeester en Wethouders reeds gelezen, dat de Politie voor
het doorgeven van defecten aan de straatverlichting zal worden
ingeschakeld. Spreker hoopt, dat daarmede niet gewacht zal wor
den tot de datum van goedkeuring van deze begroting.
De heer VAN EGERAAT zegt ten aanzien van de bedrijfswins
ten, dat er verschillende argumenten vóór zowel als tegen zijn aan
te voeren.
Bezwaren tegen de afschaffing ervan zijn:
1. In gemeenten boven de 100.000 inwoners vormen de bedrijfs
winsten ongeveer 40«/o van de gemeentelijke inkomsten. In
kleinere plaatsen is dit ongeveer 35%. De inkomsten zijn
niet drastisch te verlagen zonder het budget grondig te reor
ganiseren.
2. Reeds de heer Wibaut heeft in Gemeentebeheer gezegd, dat
het vrijwel onmogelijk is voor gemeentebedrijven de tarieven
op kostprijs te calculeren.
De tegenstanders van bedrijfswinsten zeggen:
a. dat bedrijfswinsten indirecte belastingen zijn. Vele bekende
economen zijn het hiermede evenwel niet eens. Zo beweren
bijv. Cort van der Linden, Pierson en Bordewijk dat ze dit niet
zijn. Overigens, al zou men aannemen, dat dit wel juist is, dan