428 15 DECEMBER 1949 nog zijn de bedrijfswinsten zeer wel te verdedigen. (Zie bijv. van Poelje in Gemeentebestuur. b. Bedrijfswinsten zijn principieel in strijd met de taak der over heid, zijnde „verzorging". Ook dit argument kan spreker ech ter niet juist vinden. Er is hier n.l. geen tegenstelling. Primair kan het doel zijn „verzorging", secundair kan het zeer wel zijn, versteviging van de financiën. c. Bedrijfswinsten zijn monopoliewinsten. Spreker kan niet in zien, waarom dit een bezwaar zou opleveren. Het zou alleen verkeerd zijn, indien men uitgaat van de veronderstelling dat een monopoliehouder daarvan ook altijd misbruik maakt. Ten opzichte van het monopolie der overheid is dit wantrouwen echter niet gerechtvaardigd. Een matige winst is zeker geoor loofd. Er moet bovendien rekening worden gehouden met slij tage en vervangingsnoodzaak in het bedrijf. Ook kan de over heid maar niet onbeperkt zijn prijs verhogen, want dan gaat de burgerij zoeken naar goedkopere middelen (in dit geval bijv. petroleum) en loopt de omzet automatisch terug. Spreker herinnert er in dit verband aan, dat een gemeente een organisch geheel is, waarin ook de bedrijven een plaats hebben en een taak vervullen. Voorts moet nog worden bedacht, dat er een groot verschil is tussen particuliere winsten en overheidswinsten. De eersten wor den aan de consument onttrokken en vloeien in de zak van de ondernemer. De overheidswinsten worden wel aan de consument onttrokken, maar worden ook weer in het belang van de consu ment besteed. Zo gezien is het betrekkelijk van geringe betekenis of de bedrijfswinsten hoog of laag zijn. Spreker meent, dat de tussenweg hier ook weer de beste is en heeft dus tegen matige winsten geheel geen bezwaar. De reeds eerder genoemde Wibaut heeft eens gezegd, dat de tarieven niet te hoog zijn, zolang ieder nog van de diensten der bedrijven kan medeprofiteren. Spreker is van mening, dat dit te Breda zeker nog het geval is, zodat onze tarieven nog niet te hoog zijn. De heer KEIM is er wel van overtuigd, dat alle lampen 's nachts niet kunnen blijven branden, doch spreker heeft er bezwaar tegen, dat in sommige straten alle lampen 's nachts worden uitgescha keld. Als voorbeelden daarvan kunnen de Drielindendreef en de Teychinélaan worden genoemd. Ook het laantje evenwijdig aan de Joh. W. Frisolaan is in Egyptische duisternis gehuld. Spreker ver zoekt er aandacht aan te schenken en in het algemeen te letten op de soort van straat en op het verkeer. De heer VEMEULEN wil naar aanleiding van hetgeen de heer van Egeraat heeft gezegd opmerken, dat de Partij van de Arbeid geen bezwaar heeft tegen winsten uit de bedrijven, maar wel tegen te hoge winsten daaruit. Voor een billijke verdeling der lasten over de bevolking is een progressieve heffing verkieslijker dan de bedrijfstarieven. Overigens is spreker het met de heer van Egeraat eens. Primair is zijn standpunt: de bevolking moet verzorgd worden. Secundair, de winst moet matig zijn. Wethouder VAN HOUTEN antwoordt de heer Braakhuis, dat de slechte toestand van de straatverlichting in Oud-Ginneken hem

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 428