15 DECEMBER 1949
429
bekend is. Deze wordt veroorzaakt doordat de toevoerkabel naar
dit gebied te oud is. De bedoeling was, dit jaar reeds een nieuwe
kabel te doen leggen, doch de beschikbare kabel is voor de nieuwe
woningbouw complexen gebruikt, aangezien dat een nog urgentere
bestemming werd gevonden. Spreker zegt echter toe, dat zo
spoedig mogelijk nieuwe kabels naar Ginneken en ook naar Prin-
cenhage zullen worden gelegd. Daarvoor zal een extra credie'c wor
den aangevraagd. Aangezien deze kabels over een lang traject
zullen moeten worden gelegd, zal dan voor het graven van de kabel
sleuven van een speciale graafmachine gebruik kunnen worden
gemaakt, hetgeen het werk zal vereenvoudigen en bekorten.
Over de inschakeling der politie kan spreker nog mededelen, dat
de Burgemeester de Politie reeds heeft opgedragen de straatver
lichting doorlopend te controleren en het Bedrijf bij storingen te
waarschuwen.
Ten aanzien van de vraag van de heer Verschuren over de uit
breiding van de electrische verlichting moet spreker opmerken, dat
hij er zich een beetje voor schaamt, nog niet meer te hebben kun
nen bereiken.
De oorzaak moet hier gezocht worden, naast het materiaalge
brek, in het niet in voldoende mate beschikbaar zijn van vakkundig
personeel. Het Electrisch Bedrijf ondervindt meermalen, dat een
goed werkman na korte diensttijd naar het vrije bedrijf overgaat,
waar hij meer kan verdienen dan bij de gemeente. Spreker kan niet
meer doen, dan toezeggen dat hij deze zaak nogmaals met de
Directeur zal bespreken en naar een oplossing zal zoeken. Voor
wat de electrificatie van de Rith betreft wordt echter de toezeg
ging gedaan, dat deze in het voorjaar van 1950 in orde zal komen.
Op de vraag van de heer Keim moet spreker antwoorden, dat het
veel te veel zou kosten om de straatverlichting ook 's nachts te
laten branden. Bovendien voelt spreker er niets voor, omdat orden
telijke burgers 's nachts behoren te slapen. Iets anders is of op
bepaalde punten een nachtverlichting nodig of wenselijk kan zijn.
Spreker zal de suggesties, daarvoor door de heer Keim gegeven,
overwegen.
De VOORZITTER merkt op, dat bij de politie geen aangiften
zijn binnengekomen van aanrandingen o.i.d. waarop de heer van
Egeraat zinspeelde.
De heer VAN EGERAAT zegt, dat er inderdaad geen aangifte
bij de politie is gedaan.
De VOORZITTER acht dit onbegrijpelijk en ook onverstandig.
Hij kan onder deze omstandigheden bijna niet aannemen, dat de
klachten serieus zouden zijn. Niettemin zal spreker alsnog een
onderzoek laten intstellen.
Wethouder VAN HOUTEN deelt mede, dat ook hem de gang
van zaken met betrekking tot het overnemen van de concessie der
Noord-West Brab. Waterleiding Maatschappij niet bevalt. In
Maart 1948 is deze zaak reeds aangevat en thans is men nog niets
gevorderd. In een vergadering met de Directie van die Maatschap
pij, waarin ook het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening tegen
woordig was, is afgesproken, dat beide partijen hun cijfermateriaal
zouden overleggen en een voorstel doen. Tot nu toe is daarvan
niets terecht gekomen. Regelmatig wordt geinformeerd naar de