444 15 DECEMBER 1949 het gebruik van een afgesloten cel. Door de annexatie werd het aantal slagerijen in Breda met 30 vermeerderd. Het aantal cellen was niet toereikend om ieder nog een eigen cel te geven. Een uit breiding der koelruimte was toen niet verantwoord en ook niet mogelijk zodat na overleg met de slagersorgansatie, de cellen wer den uitgebroken waardoor een grote koelruimte werd verkregen voor gezamelijk gebruik. Nog steeds worden in de keur- en slachttarieven de koelkosten verdisconteerd, zodat de slagers nog steeds het volste recht hebben hun vlees op het slachthuis te koelen en onder koeling te bewaren. Het gaat niet op M. de V. om nu te zeggen, wanneer het vleesver bruik vcprlopig niet zal stijgen boven de 500 gram, dan zal het koel huis wederom voor eierenkoeling kunnen worden gebruikt. Ik ben overtuigd, dat zelfs bij het minimum vleesverbruik er voor de slagers behoefte is aan koeling op het slachthuis. Daarvoor het voorkoelhuis gebruiken, zoals dat wel eens tijdens de distributie is gebeurd, zal door de slagers nimmer worden geaccepteerd. Een gedeelte van de koelruimte, indien dat mogelijk is, voor ande re doeleinden gebruiken, dat kan, doch een volledig gebruik, waar door een extra opbrengst van f 10.000 wordt verkregen, is niet mogelijk. Daarom M. de V. meen ik, dat er voor 1950 rekening zal moeten worden gehouden, dat het openbaar slachthuis de gemeente op een verlies van f 30.000 komt te staan. De wethouder VAN HAPEREN hoopt, dat vooral het laatste niet zal worden bewaarheid. De factoren zijn nog zo verward, dat er thans nog niets van valt te zeggen. De Directeur meent, dat het tekort in ieder geval niet groot zal zijn. De begroting sluit nu. Het zal van de ontwikkeling der dingen afhangen, of er een voordelige of nadelige verandering zal optreden. In ieder geval heeft de ge meente daarop geen of zeer weinig invloed. Wat de koelruimte be treft, heeft spreker wel gelijk, die is voor de slagers. Maar wanneer deze er geen gebruik van maken en de Directie ziet kans er een bate van f 10.00.uit te halen, mag dit toch zeker niet verzuimd worden. De vleesdistributie-opheffing was een der onzekere factoren. Zo zijn er nog tal van andere. Spreker wijst op de regeringspolitiek ten aanzien van huisslachtingen en de subsidies op vlees. Hieruit blijkt wel, dat de materie nog geheel in ontwikkeling is. Indien d'e slagers bepaalde verlangens hebben kunnen zij zich te allen tijde met Spreker of met de Directie in verbinding stellen. Hun belangen zullen zeker goed behartigd worden. De heer VAN GISBERGEN constateert, dat wethouder v. Haperen niet zo pessimistisch is. Spreker hoopt, dat de wethouder gelijk zal krijgen. Ook Spreker zal zich daarin dan verheugen. Zijn op merkingen zijn niet bedoeld als verwijt aan Burgemeester en Wet houders of aan de Directeur van het Slachthuis. Het tegendeel is het geval. De slagersorganisaties zullen dan ook gaarne met de gemeente samenwerken. Over de koelcellen meent Spreker nog te moeten opmerken, dat deze tegenwoordig weer wel door de slagers worden gebruikt, zodat men voorzichtig moet zijn met het geven van andere bestemmingen daaraan. De begroting van het Slachthuis en de Veemarkt worden hierna ongewijzigd goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 444