15 DECEMBER 1949
457
kwestie inzake de weg Achter de Lange Stallen niet lang meer op zich
zal laten wachten, waarna de verkeersomleiding herzien zal worden.
De opmerkingen van de Heren Braakhuis en Kamphuijs vindt spreker
juist, zodat ze de Verkeerscommissie voorgelegd zullen worden.
De bewegwijzering naar het Mastbos kan natuurlijk aangebracht worden.
De vraag van de Heer Wezenbeek zal bezien worden.
Het verkeer op het kruispunt ParkstraatGinnekenwegBaronielaan
is niet intensief genoeg voor het aanbrengen van verkeerslichten. Het
standpunt van het College is derhalve de situatie voorlopig nog even aan
te zien. Vooral omdat er door het aanbrengen van verkeerslichten wellicht
opstoppingen zullen ontstaan. Dit probleem zal ook nog eens in de
Verkeerscommissie bezien worden.
De Heer SCHIJEN acht het aanbrengen van stoplichten geen ideale
oplossing. Spreker is het met wethouder Struycken eens, dat er zodoende
opstoppingen kunnen ontstaan. Het verkeer, dat evenwel uit de Koninginne
straat komt en naar de Ginnekenweg moet, heeft het moeilijk. Derhalve
verzoekt spreker in het laatste stuk van de Koninginnestraat eenrichting
verkeer voor te schrijven, zodat alleen vanuit de Parkstraat de Ginneken
weg bereikt kan worden. Dit verkeer kan ter plaatse de situatie wel
overzien.
Wethouder STRUYCKEN zegt, dat hiervoor iets te zeggen is. Spreker
zal de suggestie van de Heer Schijen laten onderzoeken en eventueel
uitvoeren. Op de Baronielaan kan een waarschuwingsbord met lichtgevende
verf aangebracht worden, waarop vermeld staat „gevaarlijke kruising".
De Heer JONGBLOED is het met de Heer Schijen eens. Spreker is
verheugd, dat het Raadsbesluit inzake het aanbrengen van verkeersvoor-
zieningen op het kruispunt BaronielaanGinnekenwegParkstraat nog
niet uitgevoerd is. Spreker herinnert eraan, dat hij destijds tegen dit besluit
was, terwijl hij verwacht dat de huidige toestand in de practijk nog wel
zal meevallen.
Zonder verdere bespreking wordt Hoofdstuk III goedgekeurd en vast
gesteld.
Hoofdstuk IV.
De Heer VERHAAK zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Het is een gewoonte dat door vele Raadsleden bij de behandeling van
de begroting onderwerpen ter sprake gebracht worden, waarvan deze leden
menen dat zij van voldoende belang zijn voor de Gemeente om de aandacht
te vragen van Uw College.
Zo werd door mij vorig jaar de aandacht gevestigd op het probleem
van de onvolwaardige arbeidskrachten en de revalidatie. Ik wil daar nu
niet verder op ingaan, doch wél wil ik de opmerking memoreren, die U
naar aanleiding van dit onderwerp maakte, namelijk: de toezegging voor
stellen van particulier initiatief te zullen steunen.
Daarom heb ik gemeend bij dit onderwerp dat ik voor U wilde bespre
ken, het tuberculose-vraagstuk, dat ik mede koos naar aanleiding van Uw
antwoord in het Centraal Rapport betreffende een onderzoek op tuberculose
bij schoolkinderen, niet alleen te moeten wijzen op de uitgebreidheid en de
verschillende gevolgen van deze ziekte, maar ook de wegen aan te geven
langs welke wij deze ziekte zo doeltreffend mogelijk kunnen bestrijden.
Eerst wilde ik U enkele cijfers noemen over het vóórkomen van de t.b.c.