476
21 DECEMBER 1949
De VOORZITTER wil beginnen met op te merken, dat het College
van Burgemeester en Wethouders zeker niet van zins is zijn acti
viteit op het gebied' van openbare werken te beëindigen. Er is reeds
veel opgeknapt en verbeterd. De rest zal nog wel volgen.
Voor het verbeteren van de Ulvenhoutselaan is reeds een crediet
verleend en door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het be
schikbare geld zal zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt. Met
de opmerking van de heer Braakhuis zal daarbij rekening worden
gehouden.
Betreffende de verzamelplaats van afvalstoffen hoopt spreker
eveneens, dat het mogelijk zal zijn, daarvoor binnen afzienbare tijd
een oplossing te vinden. Dit is echter niet gemakkelijk. Reeds meer
malen is deze zaak ter sprake geweest in het College. De moeilijk
heid is, dat een daarvoor geschikt terrein er een van vrij grote af
metingen zal moeten zijn en daarbij zal moeten voldoen aan zekere
eisen wat de ligging ten opzichte van de binnenstad betreft. Spre
ker beveelt deze zaak gaarne nog eens aan in de aandacht van
Wethouder van Haperen.
Het aanwezig zijn van publieke telefooncellen is inderdaad een
eis van de moderne tijd. P.T.T. heeft echter medegedeeld, dat nog
niet over de nodige apparatuur kan worden beschikt. Hierop zal
dus nog moeten worden gewacht.
Het idee van de heer van Egeraat lacht spreker wel toe. Echter
wil hij daarbij de voorwaarde opnemen, dat de inzenders zich ook
zullen beraden over de kosten van de uitvoering van hun plannen.
Het is heel gemakkelijk een Sint Nicolaasverlanglijstje op te ma
ken, maar men moet zich ook realiseren, wat de kosten van de
uitvoering zullen zijn. Dit is goed voor de ontwikkeling van het
verantwoordelijkheidsgevoel. Spreker is zeer nieuwsgierig naar de
uitkomsten.
De schoonheid van de stad kan ook zeer winnen bij het opknap
pen van oude gevels, v/elke daarvoor in aanmerking komen. Mo
gelijk kan de gemeente hiervoor wel een bescheiden bijdrage in
het vooruitzicht stellen. Spreker hoopt nog eens in de gelegenheid
te zijn, de Raad een voorstel hieromtrent te mogen aanbieden.
De heer Drs VAN EGERAAT vraagt, hoe de Voorzitter zich
een te voeren actie voorstelt.
De VOORZITTER antwoordt, dat in de couranten zal kunnen
worden bekend gemaakt, dat ieder, die een idee heeft, dit bij het
College van Burgemeester en Wethouders kan inzenden.
Het opknappen van de terreinen langs de spoorwegen heeft
reeds de aandacht van Burgemeester en Wethouders.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Stubenrouch
zegt Spreker wel te weten dat het Stationsplein niet fraai is. Er
is echter nog geen definitief plan tot verbetering, omdat de plan
nen van de Spoorwegen terzake nog niet bekend zijn. Spreker ves
tigt er de aandacht op, dat stadsschoon een eigenaardig iets is. De
burgers, die er dagelijks op kijken zien ten leste het mooie niet
meer, maar ook aan het lelijke wennen ze en men is geneigd te
gaan denken, dat het goed is zoals het is.
Over het bevrijdingsmonument merkt Spreker op, dat dit plan
reeds bestond en door zijn ambtsvoorganger was goedgekeurd,
toen Spreker in Breda kwam. De opdracht aan de kunstenaar was
verstrekt en de steen was besteld. Het zou een zeer moeilijke