484 21 DECEMBER 1949 1 -> r P -''UW gingsfactor voor de berekening van het schoolgeld uit te schakelen. Het zou het evenwicht van de begroting weer geheel verstoren. Overigens wijzen de cijfers, die Spreker daarover var. elders ter beschikking staan, er ook op, dat in met Ereda vergelijkbare ge meenten op dezelfde wijze schoolgeld wordt geheven als hier. In dien de cijfers van de heer van den Eeden anders zeggen, zal Spre ker daarvan gaarne kennis nemen en de kwestie nog eens opnieuw bezien. Spreker meent, dat noch Gedeputeerde Staten, noch het Departement van Onderwijs voor een afschaffing van de vermenig vuldigingsfactor gewonnen zullen kunnen worden. De VOORZITTER zegt toe, dat in een volgende vergadering de vraag aan de orde zal worden gesteld, of een commissie van bij stand voor onderwijsaangelegenheden zal worden ingesteld, en hoe groot deze commissie zal moeten zijn. De heer BREKELMANS heeft er wel bezwaar tegen, dat een eventuele commissie van bijstand zich ook zal moeten bezighouden met jeugdtaken. De Culturele Werkgemeenschap behartigt de jeugdbelangen op het ogenblik zeer goed, zodat een tweede in stantie overbodig is. Op een commissie ad hoe blijft Spreker1, in afwijking van het standpunt van de wethouder, toch prijsstellen. Heti is juist, dat een zekere mate van rust voor het openbaar onderwijs gewenst is, maar door het bestuderen van de oorzaken van het verval kunnen de ge maakte fouten in de toekomst worden vermeden. Spreker meent hiermede het openbaar onderwijs een dienst te bewijzen. De heer KEIM heeft met genoegen geconstateerd, dat de wet houder gunstig staat tegenover zijn voorstel om een commissie van bijstand voor onderwijszaken in het leven te roepen. Ten aanzien van de behandeling van jeugdzaken bestaat er nogal verschillend inzicht in de Raad. Spreker wil gaarne erkennen, dat de instelling van een commissie hiervoor minder urgent is dan voor het onder wijs, doch een voortdurend contact van het gemeentebestuur met de jeugdorganisaties moet toch wel zeer wenselijk worden geacht. De heer MEYS is eveneens van mening, dat een commissie van bijstand nuttig werk zal kunnen doen. Deze commissie zal zich ook wel kunnen bezighouden met de situatie van het openbaar onder wijs, zodat een commissie ad hoe ook door spreker overbodig wordt geacht. Ten aanzien van de behandeling van jeugdaangelegenheden wil spreker zich zijn standpunt nog tot een volgende vergadering voorbehouden. De heer STUBENROUCH noemt het een gunstige omstandigheid, dat de C.W.G. zich te Breda zo intensief met de jeugdzaken bezig houdt. Spreker is er voor, deze omstandigheid zo veel mogelijk te benutten en niet door het vormen van nieuwe commissies de ver houdingen moeilijker te maken. De sombere geluiden welke de wet houder van Financien over de subsidies van volgend jaren heeft doen horen tonen duidelijk aan, hoe nodig het is, dat de gelden op de meest doeltreffende wijze worden besteed. Voorlichting door ver tegenwoordigers uit de organisaties zal daarom niet kunnen worden gemist. Spreker verzoekt het College de instelling van een gemeng de commissie dan ook nog eens zorgvuldig te willen overwegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 484