486 21 DECEMBER 1949 moeilijkheden te onderzoeken. Spreker gaat ermee accoord, dat de commissie van bijstand daarvoor opdracht zal krijgen. De heer BREKELMANS verklaart eveneens, zich bij deze gang van zaken te zullen neerleggen. Slechts ten aanzien van de jeugd zorg behoudt spreker zich zijn mening nog voor. De heer Drs. VERHAAK deelt mede, over spraakonderwijs dezer dagen een onderhoud te hebben gehad met de Inspecteur van de Geneeskundige Dienst. Deze was het ermee eens, dat spraakonder wijs nodig kan zijn op gronden van sociale zowel als van medische aard. Dikwijls betreft het ook gevallen, waarbij men niet nauw keurig kan aangeven, onder welke van deze twee ze zijn te rang schikken. In dit verband vraagt spreker in ieder geval ervoor te zorgen dat de gemeentelijke bemoeienissen over één enkele dienst lopen, dus ook die, welke op sociale indicatie noodzakelijk worden geacht. De Geneeskundige Dienst acht spreker daarvoor het beste. De wethouder Mr. STRUYCKEN antwoordt, dat hij hierover reeds met de Directeur van de Geneeskundige Dienst van gedachte heeft gewisseld, waarbij werd afgesproken, dat deze dienst zich inderdaad met alle gevallen van spraakonderwijs zal bezig houden. Gelukkig is nu ook onlangs een onderwijzer gevonden die het spraakonderwijs op zich kan nemen. De heer Drs. VERHAAK zegt een bedrag voor de onkosten van dit onderwijs te vergeefs op de begroting te hebben gezocht. De wethouder STRUYCKEN kan hiervoor ook nu nog geen be drag opgeven. Spreker wil nog even de ontwikkeling afwachten. De nu beschikbare leerkracht zal het spraakonderwijs in zijn vrije tijd moeten geven. Een schoollokaal is hem wel gratis ter beschikking gesteld. De heer Drs. VERHAAK vraagt, of de gemeente alle kosten voor haar rekening zal nemen. De wethouder STRUYCKEN kan ook hierop nog geen positief antwoord geven. Wel staat vast, dat bij spraakonderwijs op medisch advies dit in vele gevallen voor rekening van het ziekenfonds zal kunnen worden gebracht. De verrekening voor andere gevallen zal nog nader door het College moeten worden overwogen. De heer JONGBLOED vraagt of het de bedoeling van het College is, de voorgelegde begrotingswijzigingen apart te behandelen of wel deze nu in de begroting te verwerken. De VOORZITTER wil dit gaarne aan het beleid van de wethouder van financiën overlaten. De wethouder VAN HOUTEN acht het 't beste, de begrotings wijzigingen, welke voor de Raad ter visie hebben gelegen, nu maar meteen af te doen en tegelijk in de begroting te doen verwerken. Er is haast bij, want de begroting dient morgen reeds naar Gedepu teerde Staten te worden verzonden. De wethouder Mr. STRUYCKEN vestigt er de aandacht op, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 486