4 19 JANUARI 1949 zonder uitzondering hebben zich mensen getoond met een fijn aan voelen, product van een oude innerlijke beschaving. Kan het dan anders, dat ik mij gelukkig gevoel, dat ik aan het bestuur van deze stad mag medewerken. Te meer waardeer ik dat alles als ik bedenk hoe zeer wij in een overgangstijd leven. Wij ondervinden de nawerking van een der grootste oorlogen der geschiedenis en het land ondervindt de weerslag van de overzeese moeilijkheden. Is het onder deze omstandigheden niet verheugend, dat er arbeidsrust heeft geheerst en dat er meer begrip getoond wordt voor eikaars afwijkende mening dan men in dit veelbewogen tijdvak wel zou verwachten. Al beklaagde ik mij wel eens over de trage opbouw der gemeen te, toch besef ik dat er op dit terrein grote moeilijkheden te over winnen zijn. En ik weet ook wel dat er velen zijn, die goed willen en hard werken. Maar de nood is groot en het leed zeer schrijnend. Moeilijk is voor mij te dragen de afhankelijkheid van allerlei maatregelen van boven af waarop ik slechts weinig invloed kan uitoefenen. Ik heb steeds geleefd in de overtuiging dat hard wer ken wordt beloond. Deze overtuiging heb ik nog. Zonder deze zou mij de basis ontbreken waarnaar ik mijn arbeid richt. Ik acht het onjuist, dat men mislukken toeschrijft aan allerlei factoren buiten eigen schuld. Met deze opvatting is de opbouw der gemeente geen lichte taak. Moedig moeten wij deze weer opvatten. Wie tracht en blijft trachten zal de juiste weg vinden. Het staat met de bevolkingsaanwas en de opbouw aldus: Het aantal inwoners nam in 1948 toe met 1446 en steeg daardoor tot 87.241. Deze toename is te danken aan geboorteoverschot. Ge boren werden 2292 kinderen of 26,65 per mille. Dat is een zeer hoog cijfer, al is hier een teruggang merkbaar. Het geboortecijfer 1947 bedroeg namelijk 3013 of 35,6 per mille. Er overleden 600 per sonen of 6,98 per mille (1947: 994 of 11,4 per mille), een bijna on gekend laag cijfer. Dit laatste cijfer stemt zeker tot verheugenis maar wij moeten ons daardoor niet laten misleiden. Het lage sterf tecijfer is naast betere hygiënische maatregelen vooral te danken aan het feit dat een groot deel der bevolking in leeftijd nog niet in de sterftegevaarlijke zóne is aangeland. Aantal huwelijken bedroeg 744 tegen 820 het jaar tevoren. Voltooid werden 390 woningen. Dat dit kon geschieden is te danken aan de aanbestedingen welke in 1946 en 1947 hebben plaats gehad. In deze jaren zijn respectievelijk 63 en 675 woningen aanbe steed. In 1948 zijn in deze gemeente slechts 111 huizen aanbesteed, zodat er bij het begin van dit jaar nog een overloop van niet gereed gekomen woningen was van 375 woningen. Ik ben bang dat er binnen korte tijd een hiaat komt wanneer de woningen 1946 en 1947 voltooid zullen zijn. Het woningvolume 1948 is niet in staat om onze bouwvakarbeiders ook slechts ten dele aan het werk te houden. Wij beschikken in deze gemeente over 343 timmerlieden en 223 metselaars. Ook al zou hiervan 20% elders gaan werken en 30% in fabrieks- bouw werkzaam zijn, dan nog is de bouwcapaciteit, die er rest, min stens geschikt voor 1000 woningen. Het woningvolume toegewezen voor dit jaar is ons nog niet mee gedeeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 4