500 21 DECEMBER 1949 MEJ. KOPPELAAR zegt het volgende: Wanneer ik de gedachte van Dr. Veldkamp ga ondersteunen, dan zou ik dat willen doen door een stem uit de practijk te laten horen. Persoonlijk heb ik jarenlang het wijkwerk van nabij meegemaakt. Hoewel geen a-sociale wijk behoorde zij door haar sterke gevari eerdheid van bevolking en geïsoleerde ligging tot de groep, die extra zorg nodig maakte. Na enige jaren alleen gezwoegd te hebben, werd de grote be hoefte gevoeld aan een centraal punt in de wijk zelve, hetgeen door de bewoners zelf ook verlangd werd. Zo heb ik aan de wieg ge staan van het wijkwerk. Mgr. Frencken nam het initiatief. Met groot idealisme werd aangevangen. De Catechisten bleken bereid deze zware taak op zich te nemen. Het wijkhuis kwam er. Het grondplan: de jeugd voor te bereiden voor het maatschappelijk leven, ouders helpen bij de opvoeding van de kinderen; het werd een werk van maatschappelijke gezinsopbouw en gezinsherstel. Om echter de gezinnen juist te leren kennen, moest men er middenin wonen. Realiseert U zich wat het betekent, altijd in een milieu te verkeren, waar de problemen van alle bewoners zich huizenhoog opstapelen, waar men dagelijks moet zwoegen aan de verheffing van het geestelijk en zedelijk peil der bevolking, waar men vrij willig deel van uitmaakt. Ieder ideaal vraagt echter een gezonde basis. Deze blijkt bij de Cathechisten aanwezig te zijn. Immers dit zware werk wordt na 14 jaar nog steeds volgehouden met hetzelfde élan waarmee het werd begonnen door dezelfde cathechisten, gedragen door een hoog ideaal en roeping. Een tastbaar resultaat van deze toegewijde ar beid gaven de bewoners zelve, toen zij het verlangen uitspraken de wijk nieuwe straatnamen te geven, opdat een bepaald stempel wat op de wijk drukte in de vergetelheid zou geraken, een verzoek waaraan door de vroegere gemeenteraad is voldaan. Op de school is de invloed welke van het wijkwerk uitgaat zeer wel merkbaar. Eén der facetten van het werk in de a-sociale wijk is de vorming van het kind. Deze jeugd-zorg is hoogst noodzakelijk. Het gaat hier om kinderen, die zich door geen enkele levensnorm gebonden of geleid weten, deze worden door het wijkwerk opgevangen. In het Westeinde lopen er 200 rond. In tegenstelling met andere kinderen van hun leeftijd uit andere milieu's zijn deze kinderen nog niet eens zindelijk. Men moet hier de vorming van het kind dan ook primair zien. Het leren secundair. De nieuw op te richten wijkhuizen staan echter weer voor een andere doch minstens zo zware taak. Zij moeten geheel opnieuw beginnen. Aanschaffing meubilair (hetgeen niet luxueus zal zijn te noemen), moet geschieden, leermiddelen huur, verwarming, licht, extra tractatie der kinderen, uitstapjes, etc. moeten uit eigen kas worden betaald. Practisch zit men dus voortdurend op de wip. Re den waarom, mijnheer de Voorzitter, ik met de meeste aandrang Uw College zou willen verzoeken alsnog het bedrag van 1500.- dat per wijkhuis geraamd is, positief tot 2000.- te willen verhogen. Ik ben ervan overtuigd, mijnheer de voorzitter, dat dit soort werk door het particulier initiatief moet worden gedaan en gesteund. Toch vallen de voordelen op de gemeenschap terug. Men moet dit gehele werk veel breder zien voor de meest nabije toekomst. In de strijd van deze tijd neemt het een zeer voorname plaats in. De leid ster van een wijkhuis moet persoonlijk de particuliere bijdragen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 500