16 MAAKT 1949 65 niet kan ophouden. Wel wil het College punt 3 van het voorstel nader bezien, doch niet terugnemen. De speeltuin kan zodanig ge projecteerd worden, dat het idee van plantsoen overheersend is, in plaats van het idee van speelterrein. Betreffende de door de heer Brekelmans gestelde vraag, ant woordt spreker, dat de Commissie tot oprichting en instandhouding van speeltuinen en -terreinen met buurtbewoners en buurtvereni gingen contact heeft gehad, waarbij deze aangelegenheid geregeld is. De heer BREKELMANS vraagt of de speeltuin gebruikt mag worden alleen door de georganiseerde jeugd of ook door de onge organiseerde jeugd. Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat het vrije tuinen zijn. De heer VAN KAMPEN zegt, dat vroeger door de omwonenden van het Hyacinthplein aangeboden is een fontein aan te leggen. Spreker vraagt of van dit aanbod gebruik gemaakt is. Wethouder STRUYCKEN acht het niet gewenst om bij een speeltuin een fontein op te richten. De heer KAMPHUYS dankt voor de toezegging inzake speel terrein aan de Baronielaan. De loop der besprekingen over een speelterrein aan deze laan is erg moeilijk geweest. Spreker vervolgt, dat, indien punt 3 niet uit het voorstel gelicht wordt, de heer Meys tegen het gehele voorstel is. Hij zou het be teruren als voor vertraging in de behandeling de onderhavige speeltuinen bij het aanbreken van de lente niet in gereedheid ge bracht zullen zijn. De heer VAN OOSTERHOUT acht het aanleggen van een speel terrein op het Hyacinthplein onjuist. De heer KRAMERS deelt deze mening. Het zal hem spijten als in dat stadsdeel aan de kant van de Wet houder Romboutsstraat een speelterrein opgericht wordt, aange zien zulks de buurt niet ten goede zal komen. Wethouder STRUYCKEN kan de naar voren gebrachte bezwa ren niet begrijpen. Reeds jaren is er gezegd, dat de jeugd van de straat af moet en er dus speelgelegenheid moet komen. Wat tot nu toe geprojecteerd is, is nog steeds onvoldoende. Burgemeester en Wethouders streven naar volledigheid. In dit geval kunnen we kinderen bij bloemen plaatsen. Deze twee behoren immers bij elkaar. Aan de ene kant is het voor de om wonenden altijd een bezwaar als kinderen voor de deur komen spe len, aan de andere kant is het een bezwaar als er bloemen komen, omdat dan de kinderen niet van de bloemen afblijven. Zodoende zullen er altijd bezwaren blijven bestaan. De VOORZITTER meent, dat deze zaak voldoende besproken is. Het College zal zich hierover nog eens ernstig beraden en met de Dienst van Beplantingen trachten de speeltuin zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. Om evenwel de mening van de Raad te kennen, wil spreker het gehele voorstel in stemming brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 65