124 12 APRIL 1950 De heer MEYS kan zich het standpunt van Wethouder van Houten wel indenken en kan zelfs met dit standpunt meegaan, indien het| werk niet voldoende populair zou zijn. Hij meent echter, dat zulks wel het geval zal zijn. Spreker acht het van groot belang, dat de gemeente een stan daardwerk bezit. Eovendien heeft, hij sterk de indruk, dat het werk door zeer velen zal worden aangeschaft, waarom hij het voorstel van Burge meester en Wethouders toejuicht en gaarne zijn stem er aan zal verlenen. De heer WEZENBEEK kan de woorden van de heren Veldkamp en Meys onderschrijven. Men behoeft over de kosten niet pessimis tisch te zijn. Hst jaar 1952 is een feestjaar. De belangstelling voor dit werk zal onder de gemeentenaren groot glenoeg zijn. De VOORZITTER is van mening, dat slechts een eenvoudige uit gave met behoorlijke foto's gemaakt moet worden, doch geen luxe. De heer JONGBLOED merkt op, dat het boek niet gekocht zal worden als de prijs te hoog is. Spreker heeft geen bezwaar tegen het crediet ad 5000.Hij meent dat de meest commerciële uitgave van het boek overwogen dient te worden, alvorens tot verspreiding wordt overgegaan. Hij zal zich derhalve tegen het voorstel niet verzetten. De ex ploitatie dient eehtpr onder de ioupe genomen te worden om te zien, op welke wijze dit boek het beste rendabel is. De VOORZITTER zegt, dat een groot gedeelte van de kosten, die nodig zijn om een boek uit te gdven, bestemd is voor de uit gevers en boekhandelaren. Als men er met de kosten uitkomt, dan kan men zich gelukkig prijzen. Spreker moet de man nog ontmoeten, die met schrijven rijk geworden is. Het College moet zich nog beraden op welke wijze de rentabili teit zo groot mogelijk zal zijn en op welke wijze het in 1952 aan de markt gebracht kan worden. Wat de culturele zijde betreft hoopt spreker, dat het werk in de loop der jaren profijt zal opleveren. De heer KAMPHUYS merkt) op, dat in totaal een crediet ge vraagd wordt van 17.000.n.l. 12.000.voor het Ie deel en 5,000.voor het lie deel. Het He deel wil spreker echter liever laten rusten, omdat de totaalkosten niet 17.000.- maar 35.000.- zullen bedragen. De VOORZITTER zegt, dat de auteurs met de oudste geschiede nis de meeste moeite hebben, omdat de latere geschiedenis beter is vastgelegd. Het He deel kost natuurlijk ook veel moeite, doch het Ie deel zeker de meeste. Het verzamelen en in een behoorlijke vorm gieten van de gegevens kost veel inspanning en tijd. De werkzaamheden duren reeds enkele jaren en nog moet men achter de copie aanzitten. Kunnen de werkzaamheden geen directe voortgang vinden, dan is spreker bang, dat de totale tijdsduur te lang wordt. De heer KAMPHUYS noemt het een sprong in het duister.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 124