17 MEI 1950 147
De VOORZITTER geeft toe, dat dit niet is geschied. Het voor
stel ziet echter slechts op een incidentele voorziening, welke nodig
was nu de stationsuitgang wordt verplaatst.
De heer MOL merkt op, dat deze voorziening toch wel in het
grote plan moet passen.
De VOORZÏ'TTER wijst er op, dat al is er niet direct aan het
verkeersplan gedacht daardoor het voorgestelde nog niet in
strijd komt met dit plan. Hij kan tenminste geen bezwaren zien.
Het geheel vindt hij een gunstige oplossing, die betrekkelijk voor
delig is. De door de heren Rattink en Meijs naar voren gebrachte
details zullen nog bekeken worden.
De heer VAN KAMPEN is van mening, dat het door Burge
meester en Wethouders voorgestelde plan ter plaatse aanzienlijke
verbetering zal brengen. Alleen de vertrekplaats van de stadsbus
sen op het Stationsplein komt hem niet erg gelukkig voor. De be
stuurder kan door de drukte dikwijls maar moeilijk de reizigers
verwerken. Hij zou daarom voor willen stellen voor deze bussen
een plaats te willen inruimen op het driehoekig verkeerspleintje
tegenover de nieuwe stationsuitgang. Als het B.B.A.-wachthuisje
meer in de richting van de Spoorstraat wordt geplaatst, is hier
ruimte om de zes buslijnen een halteplaats naast elkaar te geven.
Komende vanuit het station moet dan duidelijk te zien zijn, welke
bus men voor een bepaalde richting moet nemen.
De VOORZITTER zegt dat deze kwestie ook in de vergadering
van Burgemeester en Wethouders reeds ter sprake is gekomen;
ook daar vond men de plaatsing der stadsbussen op het Stations
plein niet erg gelukkig. Hij zegt toe, deze zaak nog eens in de
vergadering van de Verkeerscommissie te bespreken.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het beschikba ar-
stelling van een crediet voor uitvoering van riolerings- en bestra
tingswerken in een gedeelte van de Flierstraat. (Bijlagen 1950,
no. 150.)
De heer VAN SWOL wijst er op, dat de huizen op 1 Juli a.s.
zullen worden opgeleverd. Thans moet men nog met de riolerings-
en bestratingswerken beginnen. Hij vreest, dat ten gevolge hiervan
de huizen eerst geruime tijd na genoemde datum betrokken kunnen
worden. Reeds eerder heeft hij op een soortgelijk euvel gewezen. Is
het niet beter, dat eerst de straten worden aangelegd? De ge
vreesde stagnatie zou dan niet voorkomen. Zijn de straten er, dan
komen de huizen wel van zelf.
De VOORZITTER wenste dat dit het geval was. Met de opmer
king van de heer Van Swol zal hij rekening houden. Hij zal de be
trokken hoofden van dienst nogmaals op het belang van een goed
gecoördineerde samenwerking in deze wijzen.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.