17 MEI 1950 149 van het carillon van de Grote Toren. (Bijlagen 1950, no. 148.) De heer KRAMERS verheugt zich er over, dat pogingen worden aangewend, dat Breda weer in het bezit zal komen van een vol ledig carillon. Hetl heeft hem echter bevreemd, dat voorgesteld wordt de klokken van een buitenlandse firma te betrekken. Ook in Nederland kunnen ze worden gemaakt. De VOORZITTER merkt op, dat men voor luidklokken hier te lande inderdaad bij de allerbeste terecht kan: de zaak ligt anders voor een klokkenspel. Hierop heeft onze industrie zich eerst na de oorlog toegelegd. Als bij de oude klokken, vervaardigd door de firma Gillet en Johnston, andere van een Nederlandse firma ge voegd worden, dan zal dit voor goede musical© oren te horen zijn. Heb gaat hier om een werk dat over honderd jaar nog zal bestaan. Hij is bang, dat men dan zou zeggen, dat deze Raad niet voor het beste, dat bereikbaar was, gezorgd heeft: dit beste is nog nauwe lijks goed genoeg voor deze stad. De heer KRAMERS meent te kunnen bestrijden, dat het niet mogelijk zou zijn in Nederland goede klokken te maken. Hij leest daartoe uit een schrijven van de heer H. C. J. Teij.gelen, adviseur van de Nederlandse Klokkenspel vereniging en beiaardier van Nij- kerk en Rarneveld, het volgende voor: ,,Het is mij een genoegen U mijn volle tevredenheid te kunnen betuigen met de klokken, door U gegoten ter aanvulling van het carillon te Barneveld. De moei lijke opgave deze klokken te doen aanpassen bij het bestaande spel van Johnston is door U op bijzonder gelukkige wijze uitge voerd." De VOORZITTER zou niet gaarne durven beweren, dat deze fabricage in Nederland niet mogelijk is. Wellicht zou het zelfs heel veel meevallen. Hij acht de zaak echter van te groot gewicht om fenig risico te nemen. De heer BREKELMANS merkt op, dat wanneer twee klari netten door verschillende fabrieken zijn gemaakt zulks te horen is. Dit is bekend bij ieder die terzake kundig is. Het; zelfde geldt voor het gieten van klokken: elke klokkengieter heeft zijn eigen procédé, dat een ambachtsgeheim is. Men zal de toon van de klok ken van Johnston dicht kunnen benaderen, maar een verschil zal er blijven. De heer MEIJS betreurt het bij dit voorstel niet te hebben aan getroffen een advies van deskundigen, bv. de Klokkenraad, waar van professor Smijers voorzitter is. Indien deze Klokkenraad geen bezwaar zou hebben, dan zag hij de opdracht liever aan een Nederlandse firma gegund. Hij zou daarom willen voorstellen de zaak aan te houden, opdat deze Klokkenraad zou kunnen worden gehoord. De heer VAN EGERAAT meent te weten, dat een Nederlandse firma zelfs bereid is het risico op zich te nemen, dat de door haar afgeleverde klokken niet passen in een klokkenspel van Johnston. De heer TOXOPEUS zou gaarne weten, hoe de zaak nu ligt. Is het zo als door de heer Van Egeraat beweerd, dan is er geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 149