152 17 MEI 1950 moeten de beschuttingen gereed zijn. Het is de bedoeling twee hok ken te maken, een in de Oranjeboomstraat en een in de Liniestraat. De heer VERSCHUREN zou dan liever de hokken pas plaatsen tegen het najaar, als is beslist of nog een gedeelte der schapen zal worden behouden. Wethouder VAN HAPEREN meent, dat de onderkomens reeds thans nodig zijn, als op de velden gevoetbald wordt. De VOORZITTER merkt op, dat hieraan nog niet was gedacht. Mogelijk is hiervoor een oplossing te vinden door een afrastering op de terreinen aan te brengen. Hij zegt de Raad toe, dat een zo goedkoop mogelijk oplossing zal worden gezocht. Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging der subsidieregeling voor de Vereniging voor vreemdelingenver keer „Breda Vooruit". (Bijlagen 1950, no. 144.) De heer VAN OIJEN heeft geen bezwaar tegen het voorstel. Hij merkt op gelezen te hebben, dat de Vereniging „Breda Vooruit" boottochten en rondvaarten organiseert, en heeft zich toen afge vraagd of de Raad geen proefvaart zou kunnen maken. De VOORZITTER voelt wel voor dit plan. Hij zal bezien of het te realiseren is. Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 20. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overdracht van het verkeershuisje op het Stationsplein aan de V.V.V. „Breda Vooruit". (Bijlagen 1950, no. 152.) De heer MEIJS heeft enig bezwaar tegen dit voorstel. Wanneer dit huisje in eigendom wordt overgedragen aan de Vereniging „Breda Vooruit", heeft de gemeente er niets meer over te vertel len. Het lijkt hem echter gewenst, dat de mogelijkheid van toezicht van de gemeente behouden blijft. Dit wordt bereikt, door het huisje niet te verkopen doch te verhuren, zoals tot nu toe gebruikelijk was. De heer KRAMERS merkt op, dat wanneer dit huisje eigen dom wordt van deze vereniging, deze niet zo gemakkelijk een par ticulier huis zal betrekken, hetgeen de Voorzitter bij een vorig voorstel suggereerde als de beste oplossing voor de verkeersver- betering van het Stationsplein. De heer JONGBLOED vraagt of hier eigenlijk niet sprake is van een recht van opstal; de ondergrond blijft toch van de gemeente? De VOORZITTER bevestigt dit. Hij wil de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet opdringen. Ook voor de mening van de heer Meijs valt iets te zeggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 152