156
17 MEI 1950
De heer VAN KAMPEN vraagt, of onder ogen is gezien, dat de
centralisatie van de gasproductie bij de staatsmijnen in de toe
komst, waarbij helaas aan de mogelijkheid van oorlog moet wor
den gedacht, gevaar en ernstige risico's zou kunnen opleveren.
Wethouder VAN HOUTEN antwoordt, dat het vraagstuk van de
trefbaarheid van de vitale bedrijven in hogere regeringskringen
bekeken is. Het is de bedoeling tot vijf grote centrales te komen.
Tegenover de gemakkelijke trefbaarheid staat dat een aanvallende
vijand zeer veel belang erbij heeft deze bedrijven té sparen. Ander
zijds zijn ook eigen bedrijven kwetsbaar. Tenslotte zou voor de in
standhouding van het gemeentelijk gasproductiebedrijf, nu hier
voor aanzienlijke kosten gemaakt zouden moeten worden, de toe
stemming van hoger hand niet worden verkregen. Spreker hoopt,
dat de geruchten over oorlogsgevaar zullen verstommen, en dat
alle krachten gewijd kunnen worden aan de vooruitgang en de
vrede.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
33. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaar
stelling van een crediet ad 80.000.ten behoeve van het Open
baar Slachthuis. (Bijlagen 1950, no. 158.)
34. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
van de garantie-overeenkomst aangegaan met de Stichting „Wa
terleiding laboratorium Zuid". (Bijlagen 1950, no. 147.)
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
35. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
van art. 95 van het Ambtenaren-reglement (Gem.blad nr. 856) en
art. 59 van het Werklieden-reglement 1934. (Bijlagen 1950, no. 143.)
De heer RATTINK heeft tegen de voorgestelde wijziging van de
betreffende artikelen op zich geen bezwaar: deze toch houdt een
verbetering ten aanzien van pensioenaanspraken in. Met' de strek
king van het artikel zelve kan hij het echter niet eens zijn, dat
namelijk de gehuwde vrouw ontslagen moet worden. De strijd over
deze kwestie dateert reeds vanaf 1881. Bij het Rijk geldt in princi
pe dezelfde regeling als in het gemeentelijk ambtenaren- en werk
liedenreglement; alleen is de werking van de betreffende bepaling
tijdelijk opgeschort. Dikwijls ontslaat men een ambtenares, die in
het huwelijk treedt, om haar als arbeidscontractante in dienst te
houden. Spreker wil de zaak zo stellen: het mag niet een wet van
Meden en Perzen zijn, dat elke huwende vrouw ontslagen wordt.
Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat de gehuwde vrouw
zelfs verplicht is om mede in het onderhoud van het gezin te voor
zien .Of deze omstandigheid zich voordoet, staat niet ter beoorde
ling van het Rijk of de gemeente, noch als overheid, noch als werk
gever. Spreker zegt bij deze mening in het goede gezelschap van
Pater de Beaufort te zijn, die in de Eerste Kamer een zelfde op
vatting verdedigde. Voorts nam het R.K. Vrouwendispuut in Juni
1948 onder meer de volgende conclusies aan:
a) niet—gezinsarbeid van de gehuwde vrouw is geoorloofd, mits
de gezinstaak volledig is gewaarborgd;