158
17 MEI 1950
ken, bijvoorbeeld als de man door een ongeval invalide is geworden.
De heer JONGBLOED ondersteunt het voorstel van de heren
Rattink en Vermeulen. Ook hij is van mening, dat op de ontslag
bepaling aan de gehuwde vrouw een uitzondering mogelijk moet
zijn. De voorgestelde wijziging, waarover het thans in eerste in
stantie gaat, ontmoet bij hem geen bezwaar. Hij voelt echter niets
voor het voorstel van de heer Veldkamp. Het is niet aan de Raad
een oordeel te vellen over het gedrag van de vrouw, die in concu
binaat leeft.
De heer VAN DEN EEDEN is nog altijd van mening, dat de
taak van de gehuwde vrouw ligt in haar gezin. Als zij in bedrijven
gaat werken, heeft dit een ontwrichting van het huiselijk leven ten
gevolge. Ook het georganiseerd overleg was met èèn uitzonde
ring deze mening toegedaan.
De heer VERMEULEN wil enkele mogelijke misverstanden
recht zetten. Ook hij erkent het belang van de taak van de vrouw
in het gezin. De vraag is slechts, of in ëen gemeentelijke verorde
ning moet worden vastgelegd, dat de gehuwde vrouw ontslagen
moet worden, terwijl er omstandigheden kunnen zijn dat die vrouw
verplicht en zedelijk verantwoord is te werken.
De heer VELDKAMP meent, dat bij de herziening van het amb
tenaren- en werkliedenreglement op deze zaak nader kan worden
teruggekomen. Het rapport van de door hem reeds genoemde
staatscommissie zal hiertoe dan gelegenheid bieden. Voorts merkt
hij op, dat de door hem voorgestelde redactie niet mede brengt, dat
de vrouw, die in concubinaat leeft, geen eervol ontslag krijgt:
materieel wijkt zijn redactie niet af van het voorstel van Burge>-
meester en Wethouders, dat echter minder prettig aandoet. Hier
geldt de uitdrukking: c'est le ton qui fait la musique.
De VOORZITTER wil het voorstel van Burgemeester en Wet
houders handhaven. Overigens zal het ontslag van de huwende
vrouw zelve later opnieuw aan de orde kunnen worden gesteld.
Wethouder ROMSON zegt toe eens te willen bezien, of misschien
een uitzonderingsbepaling zou kunnen worden opgenomen.
De heer VELDKAMP vraagt stemming over het door hem ge
dane voorstel.
De VOORZITTER stelt voor tot stemming over te gaan, daar
het voorstel van de heer Veldkamp wordt gesteund.
Uit de stemming blijkt, dat diens voorstel meö 23 tegen 12 stem
men is aangenomen.
Tegen stemden de heren Van Houten, Brinkerhof, Rattink, Ver
meulen, van Kampen, van Haperen, Romsom, Struijcken, Jong
bloed, Kamphuijs, van Egeraat en Brekelmans.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten, met
in achtneming van het door de Raad aangenomen voorstel
van de heer Veldkamp.