172
25 MEI 1950
stemd. In het rapport staat te lezen, dat het bureau tot de con
clusie gekomen is de Haven niet te dempen. Wel is het van oordeel,
dat alleen het afkoppelen van de Haven geen stankvrij maken ten
gevolge kan hebben.
Derhalve is aan het eind van de Haven een inrichting geprojec
teerd, waardoor deze gereinigd wordt. De kosten van deze reini
ging zijn niet groot en zijn vervat in de raming ad 3.400.000.
Het is zeker dat op de in het rapport geschetste wijze de Haven
stankvrij gemaakt wordt. De rioollozingen moeten eruit verwijderd
worden. Verder wil spreker de Havenkwestie buiten beschouwing
laten. Indien de Raad tot demping der Haven besluit, dan moet het
plan enige wijziging ondei'gaan. Maar in wezen maakt dit op het
project niet veel uit. De stadsriolering en de Havenkwestie kunnen
dus gerust los van elkaar bezien worden, ofschoon zulks niet met
zoveel woorden in het rapport naar voren is gebracht. Bovendien
zijn er nog 2 bijkomende voordelen n.l. de ondiepe ligging der
riolen en de korte rioolleiding met de aangesloten gebieden, waar
door het werk geschikt is voor uitvoering in werkverschaffing. Dit
geldt in zekere zin ook voor het project „afvoerleiding naar de
Moerdijk". Het bureau adviseert geen persleiding te laten leggen,
maar een vervalleiding. In een vervalleiding is ge'en druk aanwezig,
waardoor zij niet alleen simpeler van constructie is, maar ook
geschikter voor uitvoerirlg in werkverschaffing.
Tenslotte zegt spreker gaarne bereid te zijn de te stellen vragen
te beantwoorden.
De VOORZITTER dankt de heer Ir. Bos voor diens uiteenzetting
en stelt de discussies open.
De heer BRAAKHUIS merkt op, dat als hij deze zaak goed be
luisterd heeft, de Raad voorgesteld wordt een crediet te verlenen
om het plan uit te werken. Het is uitgesloten het rapport in zijn
geheel te bespreken. De Voorzitter heeft echter gezegd, dat de
kwestie van bevloeiing, de Haven enz. buiten geding moeten blijven.
De VOORZITTER antwoordt, dat hij slechts beoogd heeft de dis
cussies niet te verwarren. Derhalve heeft hij voorgesteld eerst de
riolering, daarna de bevloeiing en tenslotte de zuivering van de
Haven te bespreken. De Raad is evenwel vrij in het stellen van
vraigen.
De heer BRAAKHUIS zegt, dat dan de mogelijkheid bestaat dat
bijv. over de riolering een beslissing genomen wordt. Deze beslis
sing1 zal dan van invloed zijn op de andere kwesties.
De VOORZITTER antwoordt de rechten van de Raad niet te
willen beknotten. Inderdaad kunnen in tweede instantie aspecten
naar voren gebracht worden, die voor de eerste van belang zijn.
De heer BRAAKHUIS zegt over het rapport het een en ander te
zeggen te hebben.
Spreker wil eerst de kwestie van de vuilwaterafvoer aan de
orde stellen.
Burgemeester en Wethouders zeggen in het onderhavige voor
stel, dat vrij uitvoerige besprekingen hebben plaats gehad. Daarbij
is de overtuiging gevestigd, dat een biologische reiniging een aan
merkelijk hoger bedrag zou eisen dan het wegvoeren van het
water.