25 MEI 1950 173 Het doet echter niet prettig aan dat de Raad voor een apodictus gesteld wordt. Spreker had liever terzake vergëlijkend'e cijfers gezien. Wat betreft de vuilwaterafvoer naar de Moerdijk merkt spreker op, dat deze oplossing het eenvoudigst en het gemakkelijkst is. In 1941 werd evenwel door de Rijkswaterstaat d'e vereiste ver gunning geweigerd. Uit het voorstel blijkt echter niet, dat nu wel toestemming verkregen zal worden. Indien deze toestemming geweigerd wordt, wat zal er dan moeten geschieden Zal bovendien een dergelijke afvoerleiding door par ticuliere gronden geen moeilijkheden kunnen opleveren? Indien particuliere gronden in beslag genomen moeten worden, zal deze dwangmaatregel (onteigening) dan niet te lang duren? Over de tweede methode n.l. om het vuile water te bezigen voor irrigatiewerken, zijn door het Ooilege geen gegevens verstrekt. Er is echter wel medegedeeld, dat bevloeiing veel geld zal kosten. Naar aanleiding hiervan wil spreker het College vragen of door Burgemeester en Wethouders moeite gedaan is om terzake rijks subsidie en andere subsidies te verkrijgen en tot welk bedrag. Spreker's voorkeur gaat uit naar bevloeiingswerken, omdat daarmee het algemeen belang gediend wordt. De Cultuur-Technische Dienst zal volle medewerking moeten verlenen. De Raad staat nu voor de moeilijkheid, dat geen plan voor bevloeiingswerken ter tafel gebracht is. Het was aangenamer geweest, als er twee plannen aanwezig geweest waren. Wanneer echter de Cultuur-Technische Dienst geen plan doet maken, ligt zulks dan niet op de weg van Burgemeester en Wethouders? Hierna gaat spreker over tot een beschouwing over het riole ringsrapport van het Ingenieursbureau Witteveen en Bos. Spreker vindt het plan nogal technisch, ofschoon hij alle waar dering voor dit werk heeft. Het technische gedeelte zal wel in orde zijn, zodat geen ander rapport nodig is. Aan het centrale riolerings plan is echter een plan van de Havenkwestie vastgekoppeld. Spreker is van mening dat en de centrale riolering en de Haven kwestie afzonderlijke plannen zijn, die afzonderlijk behandeld die nen te worden. De Havenkwestie wordt in het rappoit evenwel zo uitvoerig behandeld, alsof het de hoofdschotel is. Daarom is spreker van mening, dat het Ingenieursbureau buiten de opdracht gegaan is. De opdracht hield in een rioleringsplan en een beperkte opneming der Havenkwestie in dit plan. Ook het be zien van deze kwestie vanuit stedebouwkundig en verkeerstech nisch oogpunt gaat naar zijn mening te ver. Dit is een subjectief oordeel Aan de conclusie hiervan behoeft dus in casu geen beslissende waarde gehecht te worden. Dan komt als een klap op de vuurpijl in het rapport de navol gende passage: „Laat de Raad alle argumenten gelden en kunnen de leden elk voor zich het hoge standpunt innemen, dat de nieuwe feiten een hernieuwde overweging van eigen, destijds uitgesproken mening wettigt, dan twijfelen wij er niet aan, of het uit historisch oogpunt zo bijzonder belangrijke stadselement zal voor het nageslacht be houden blijven", m.a.w. durft de Raad te besluiten tot het dempen der Haven, dan is dit een onvergeeflijke fout. Dit relaas met een dergelijke conclusie doet niet prettig aan. De Haven is eveneens bezien vanuit een stedebouwkundig oöjg- punt. De Voorzitter heeft reeds meerdere malen in d'e Raad het argument naar voren gebracht, dat Breda het beste moet hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 173