25 MEI 1950
177
stadsriolering. Hij verzoekt de opdracht inzake de afvoer op te
schorten.
Indien d'e kosten voor bevloeiing meevallen dan zal de beslissing
niet moeilijk zijn. Hij heeft zich wel afgevraagd of een riolerings
plan zo urgent is, dat stappen ondernomen moesten worden, om tot
een oplossing te komen.
Hij wil derhalve vragen, of dit vraagstuk inderdaad zo urgent is,
dat er niet langer mee gewacht kan worden. Alles wat gedaan
wordt kost nu veel geld, omdat de tijd niet gunstig is. Later is dit
misschien beter. Wel is nu echter van belang, dat belangrijke ob
jecten gereed liggen bij grote werkloosheid. De bevloeiingswerken
kunnen evenwel ook in werkverschaffing uitgevoerd worden. Er
worden voor de stadsriolering verschillende gemaaltjes geprojec
teerd. Spreker vraag of deze gemaaltjes gebouwd worden ten be
hoeve van een gesloten lioleringsstelsel, of monden de riolen nog
uit in open water?
Een andere vraag is: In 1940 is een plan door een ingenieur van
de Dienst van Openbare Werken ontworpen. Beschikt deze Dienst
niet over deskundige krachten om het rioleringsplan nader uit te
werken? Spreker wil hiermede niets ten nadele van het Ingenieurs
bureau Witteveen en Bos zeggen, maar, indien een dergelijk plan
in eigen beheer uitgewerkt kan worden, dan betekent zulks een
grote kostenbesparing. Hoe denken de deskundigen van Openbare
Werken over het plan, dat de Raad voorgelegd is?
De raadsleden zijn leken en kunnen de merites slechts betrekke
lijk beoordelen.
Spreker had gaarne nog meer adviezen, behalve het rapport van
het Ingenieursbureau Witteveen en Bos, dat tegen havendemping
is. Hoe denkt de Inspectie van de Volksgezondheid, de Verkeers-
commissie en de Bouwcommissie over de Havendemping.?
Hoe zal de toestand zijn? Zal deze toestand al of niet verschillen
bij het dempen van de Haven?
Spreker had hierover graag een antwoord in het voorstel dat de
Raad nog voorgelegd wordt.
Resumerende wil spreker het te verlenen crediet beperken tot de
stadsriolering en dient geprobeerd te worden een bevloeiingsstelsel
te verwezenlijken.
De heer VAN KAMPEN meent een vraag te moeten stellen over
de Havenkwestie, ofschoon hij zulks eerst niet van plan was.
Spreker heeft op Blz. 6 van het rapport een fout' ontdekt. Op deze
bladzijde staat het volgende:
Van de „Ring" vormt de Haven(kade) een onderdeel en zal dus
uitsluitend met secundair verkeer worden belast. Daar het moge
lijk is in verband met de werken die aan de zuidelijke afsluiting
van de Haven zullen moeten worden uitgevoerd over de volle
lengte het rijgedeelte van de kade 7.50 M. breed te maken, is het
nu en ook later niet nodig de Haven terwille van het verkeer te
dempen. De overzijde, de Prinsenkade, valt buiten het eigenlijke
verkeersstelsel en kan overal een rijwegbreedte van 5,20 M. krijgen.
Toen spreker dit las dacht hij, dat de kade te smal is voor een
rijweg van 7.50 M., zodat in het rapport niet de kosten voor restau
ratie van de kademuur opgenomen hadden moeten zijn, maar die
voor een nieuwe.
Spreker is de wegbreedte gaan opmeten en kwam tot de conclu
sie dat ze vanaf de voorgevelrooilijn tot aan de bomen slechts ruim