14 JUNI 1950
207
gaalj de Leprozengracht en de Houtgracht uitdiepen om de oude
toestand te herstellen. Indien toch tot dempen besloten wordt, dan
acht spreker zulks niet verantwoord. De gehele Bouwcommissie is
vóór het behoud van de Haven. Hij wil derhalve de Raad in over
weging geven geen overhaaste stappen te doen en grondig te over
wegen waarheen een dergelijk belangrijk besluit leidt.
De heer VAN EGERAAT zegt het volgende:
Ik moge beginnen met te zeggen, tégen het dempen van de Ha
ven te zijn. Om niet misverstaan te worden, voeg ik daarbij uit
drukkelijk, dat ik niet de Haven zoals ze thans is, wil behouden;
doch een gerestaureerde Haven. D.w.z. op de eerste plaats zonder
hygiënische en reukbezwaren. En vervolgens met een behoorlijke
bestrating en beplanting zoals dat alles mogelijk is volgens de
ons voorgelegde plannen. Ik bepleit dus niet behoud van de Haven
doch van het water.
Bij de argumentering' gebruik ik bepaalde onderstellingen m.b.t.
de toekomst. Doch de tegenpartij doet hetzelfde. De vraag is
slechts, wie juist zal hebben gezien. Ik voor mij meen, dat wij een
onbezonnen daad stellen door op korte termijn demping te eisen.
Zolang niet voldoende vast staat, dat de toekomst dit eist, is dit
een schennende en uiterst onvoorzichtige daad, waarvoor ik voor
het nageslacht geen verantwoording durf te aanvaarden. De sprong
is voor mij teveel in het duister.
De stad Breda is ontstaan rond de. Visserstraat en de Haven.
Hier is begonnen, wat wij binnenkort gaan herdenken,
als wij de eeuwfeesten gaan vieren. Van hieruit is de stad ent-
staan, die boeit door haar vermenging van historie met natuur
schoon. Hier ontstond onze eerste nijverheid en handel. Als Bra
bants meest lachende stad is zij als een bloem opengebarsten in
haar vele parken en singels. Zij groeide uit haar vestingwallen uit,
maar behield ondanks dit haar eigen kern, geschonden, inder
daad, maar behouden. De Haven bleef er liggen, aan de voet van
de grote toren. Een stuk stadsschoen, zonder enige twijfel, wan
neer de herstel- en verfraaiingswerken zullen zijn uitgevoerd.
De Haven heeft) men behouden, omdat een stad haar verleden
niet ongestraft van zich af kan en mag schudden zonder ernstige
noodzaak. Ze is een deel van ons geworden, niet enkel als idylli
sche of romantische achtergrond, maar als elke schoonheid
als iets, dat behoort tot de zin van het leven. Hier: tot dei zin van
Breda.
En hier kom ik tot de principiële vraag: wat willen wij met
Breda? N.m.m. moet het antwoord zijn: niet in eerste instantie
een welvarende stad. Doch: een harmonische stad, een stad met
orde, ervan te maken. En harmonie en orde betekenen, dat men
de hiërarchie niet verbreekt. Welvaart is maar één der
facetten zeker: een uiterst belangrijk. Maar niet het enige. De
19e eeuw hebben wij in dit opzicht, meen ik, wel overwonnen. En
dan laat ik nog geheel in het midden (hierover straks) of die,
economische, welvaart inderdaad door demping zo wordt bevor
derd.
Maar nogmaals: wij willen een ordelijke, een harmonische stad.
En orde onderstelt een eenheid binnen een verscheidenheid en niet
een opoffering van alle waarden in het leven aan slechts een enkel,
zeker niet als dat ene van slechts technisch-materieel-economische