224
15 JUNI 1950
doen toezenden, waarop staat aangegeven wat volgebouwd en/of
aanbesteed is.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling
van een besluit, als bedoeld in art. 36, lid 4, der Woningwet voor
het partieel uitbreidingsplan „Brabantpark". (Bijlagen 1950,
no. 168.)
De heer MOL heeft er bezwaar tegen, dat volgens de verkeers-
kaart die voor hem ligt, door het Brabantpark een verkeersader
geprojecteerd is. Dit park is zeer fraai. Met het rosarium levert
het op het ogenblik een belangrijke bijdrage aan de schoonheid van
de stad. De verkeersader zal een grote ravage aanbrengen. Het is
wenselijk deze weg ten Noorden of ten Zuiden van het park te
projecteren, doch niet daar doorheen.
De VOORZITTER zegt, dat het werk van Ir Kuyper afgewacht
moet worden. Bedoelde verkeersader is door het park geprojecteerd
in verband met de weg, die over het Chasseeterrein komt te liggen.
Zodoende krijgen de pl.m. 4000 woningen, die in dit gebied gebouwd
zullen worden, een rechtstreekse verbinding met het centrum. Het
plan dient dus in het groot bezien te worden.
Door wijlen Dr Ir Verhagen is dit plan voorgestaan.
Men dient af te wachten tot nadere gegevens bekend zijn. Spre
ker kan de Raad geen bindende toezegging doen. Hij wil de Raad
wel toezeggen het schetsplan, wanneer dit ontvangen is, in de ver
gadering van de Bouwcommissie ter tafel te zullen brengen.
De heer MOL merkt op, dat het werk van Ir Verhagen en Ir
Kuyper nog steeds werk op papier is. Daarentegen is het Brabant-
park een realiteit.
De heer DIRVEN sluit zich bij de heer Mol aan.
Omdat het werk in voorbereiding is, dienen Burgemeester en
Wethouders Ir Kuyper opmerkzaam te maken op de mening van
de Raad.
De heer MEYS meent, dat het te nemen besluit niet direct ver
band houdt met het leggen van een hoofdverkeersweg door het
Brabantpark. Daarom heeft spreker tegen dit agendapunt geen
bezwaar.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaar
stelling van een crediet voor het inrichten van een tweetal lokalen
in de lagere school Boschstraat ten behoeve van het openbare
kleuteronderwijs. (Bijlagen 1950, no. 175.)
De heer STUBENROUCH heeft met genoegen geconstateerd, dat
Burgemeester en Wethouders voornemens zijn aan het openbaar
onderwijs kleuteronderwijs te verbinden. Mocht deze proefneming