15 JUNI 1950
233
van hun aanvankelijk standpunt zijn teruggekomen. Op 28 April
voelden zij zoals uit hun voorstel toch blijkt wel iets voor
deze pensioenregeling. Misschien is het goeddeels een technische
kwestie, toch begrijpt hij niet meer, wat Burgemeester en Wet
houders nu willen.
Wethouder ROMSOM antwoordt, dat de beslissing van Burge
meester en Wethouders van 28 April slechts een voorlopige was,
waarop de goedkeuring van de Raad nog moest volgen. Toen deze
aangelegenheid in het georganiseerd overleg voor de werklieden
werd besproken en spreker kennis nam van de gemotiveerde bei-
zwaren van de vakorganisaties, heeft hij zich achter het advies
van deze commissie geplaatst.
De heer VELDKAMP merkt op, dat de achtergrond inderdaad
goeddeels wordt gevormd door een verzekerings-technische kwes
tie. In de kringen van de sociale verzekering! zijn bezwaren gerezen
tegen de individuele opzet van het landbouwpensioenfonds, welke
overeenkomt met de grondslagen van particuliere verzekeringen.
Als regel wordt hierbij door de premies per hoofd gedurende 40
jaar een kapitaal gevormd, waaruit het pensioen kan bekostigd
worden. Personen, die op een latere leeftijd in een dergelijke pen
sioenregeling komen, hebben een nadelige invloed op de uitkerin
gen. Er vindt een algemene heroriëntering plaats over de vorm
van deze sociale verzekering, waarbij de wenselijkheid van het om
slagstelsel nader wordt bestudeerd. Hoe een en ander zich zal ont
wikkelen is echter nog niet met zekerheid aan te geven.
Zonder verdere bespreking besluit de Raad niet tot een
verplichte deelneming in het bedrijfspensioenfonds voor
de landbouw door de losse arbeiders bij de dienst van
beplantingen over te gaan.
21. Prae-advies op een verzoek van de heer M. van Gooi, om
eervol ontslag als leraar aan de Avondschool voor Nijverheids
onderwijs. (Bijlagen 1950, no. 185.)
Dienovereenkomstig wordt besloten.
22. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het benoe
men van enkele leraren aan de Gemeentelijke Ambachtsschool,
(Bijlagen 1950, no. 186.)
a. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het benoemen
van een tweetal leraren voor voortgezet lager onderwijs aan
de gemeentelijke ambachtsschool.
De VOORZITTER stelt voor tot stemming over te gaan.
Ingeleverd werden in totaal 34 stembiljetten, waaruit blijkt, dat
voor de sub a genoemde vacature 32 stemmen zijn uitgebracht op
de heer H. Th. W. van Doorn, 1 stem op de heer Th. G. Daniëls,
terwijl 1 stem ongeldig werd verklaard;
voor de sub b genoemde vacature 32 stemmen zijn uitgebracht
op de heer Th. C. Daniëls, 1 stem op de heer H. Th. W. v. Doorn,
terwijl 1 stem ongeldig werd verklaard;
zodat voor de sub a genoemde vacature benoemd is de heer H. Th.
W. van Doorn en voor de sub b genoemde vacature de heer Th.
C. Daniëls.