15 JUNI 1950
243
Antwoord: De gemeente heeft bij genoemde firma een zogenaam
de zuiverheidsrisicoverzekering gesloten, waarin alle bij het ge
meentelijke Woningbedrijf in beheer zijnde woningen zijn opgeno
men; dus niet alleen de oude, doch ook de pas gereed gekomen
woningen.
De bedoelde controle geschiedt in het kader van deze verzeke
ring.
Dat reeds aanstonds de pas bewoonde huizen worden nagegaan
geschiedt juist, omdat rekening moet worden gehouden met de
mogelijkheid, dat soms met de oude meubels het wandgedierte
meekomt.
Vraag: De heer KRAMERS verzoekt in de Ginnekenstraat een
eenzijdig stopverbod zoals op de Ginnekenweg.
Antwoord: Het lijkt gewenst in de verkeerstoestand in de Gin-
nekenstraat eerst verandering te brengen zodra de weg achter de
kazerne aan de Achter de Lange Stallen voor het verkeer zal
worden opengesteld.
Vraag: De heer KEIM heeft er bezwaar tegen dat in sommige
straten 's nachts alle lampen worden uitgeschakeld. Als voorbeel
den noemt hij de Drielindendreef, de Teychinélaan, terwijl ook het
laantje evenwijdig aan de J. W. Frisolaan in Egyptische duisternis
gehuld is.
Antwoord: Drielindendreef.
Op 5 Januari j.l. werd ter hoogte van het Jagerspad een lantaarn
bijgeplaatst. Alle lantaarns, 4 stuks, werden voorts voorzien van
nieuwe armaturen en omgeschakeld op nachtverlichting.
Om de verlichting in de Drielindendreef echter aan te passen aan
de voor deze weg te stellen eisen is nog een crediet van 2900.
nodig. (Komt voor in algemeen plan voor verbetering en uitbrei
ding straatverlichting voor 1950.)
Teychinélaan.
Verlichting is onvoldoende. In het voormelde plan is een crediet
voor verbetering aangevraagd van ƒ2600.Ongeacht deze cre-
dietaanvrage worden 3 lampen op nachtverlichting omgeschakeld.
Laantje evenwijdig aan J. W. FrisolaanKortestraat.
Doodlopende straat. Eén lantaarn welke voldoende wordt geacht.
Naarmate partieel uitbreidingsplan aan J. W. Frisolaan wordt uit
gevoerd, wordt deze straat doorgetrokken.
Dan ook bijplaatsing straatlantaarns waarvan enkele op nacht
verlichting.
Vraag: In de raadsvergadering van 16 Februari 1950 heeft de
heer RATTINK gevraagd naar de schooltandartsendienst. Hij vindt
het jammer, dat de gemeente zo'n nuttige instelling niet bezit.
Over het niet tot stand komen van deze instelling bestaan 2 menin
gen. Een mening luidt, dat de oorzaak bij Burgemeester en Wet
houders gezocht moet worden. Hij vraagt of het mogelijk is een
resumé der besprekingen aan de Raad over te leggen.
Antwoord: Bij de vele onderhandelingen die met het Bestuur van
de afdeling Breda van de Ned. Maatschappij tot bevordering van de
tandheelkunde zijn gevoerd, om te komen tot invoering van de
schooltandartsendienst in deze gemeente is gebleken, dat de Bre
dase tandartsenvereniging niet bereid is mede te werken aan een
schooltandartsendienst, ingericht volgens de richtlijnen van de
Centrale Raad voor Sociale Tandheelkunde. Burgemeester en Wet-