5 JULI 1950 251 de muziekkorpsen uit alle geledingen van onze stad, aan het ge juich van de zeer velen, die toen bijeengekomen waren rond Uw woning, waar U stond met Uw bejaarde ouders, Uw echtgenote en de oudsten van Uw kinderen. Toen hebt ge gezegd: dit kan alleen Brabant, alleen Breda opbrengen. Het was inderdaad een historisch moment in Uw leven. Gij kunt nog veel eer vergaren, maar wat ge toen beleefde, was een ogen blik zoals het leven maar eenmaal geven zal. Toen ook nam U met de hulde om Uw benoeming afscheid van deze stad als wethouder en bestuurder. En het ontroerde U evenzeer als ons. Weet dan, dat wij in Breda en Brabant achter U staan, wij zullen U als een bos omringen, U beschuttend tegen de winden en politieke koude. Aan deze stad zult ge blijven denken en U steeds herinneren de grond, waarop ge opgegroeid zijt. Gij zult weten, dat hier mensen zijn, die zich zullen verheugen in Uw geluk. En wij, wij zullen Uw loopbaan volgen, vreugde hebben om Uw vreugde, juichen om Uw succes, en - als het moet steunend en beschuttend als stam verwanten naast U staan. Mogen wij met deze weinige woorden U Gods beste zegen wensen en U danken voor alles wat ge deed voor deze stad en voor ons goede vaderland. De heer MEIJS spreekt daarna de volgende rede uit: Excellentie, De snelle opeenvolging van gebeurtenissen op internationaal terrein is er wellicht mede de oorzaak van geweest, dat het Neder landse volk na het heeng'aan van Minister Wijers zo weinig aan dacht schonk aan het feit, dat het Ministerie van Justitie om een nieuwe bewindsman vroeg. Uwe benoeming kwam daardoor voor velen onverwacht, ook voor deze Raad, die nadat hij had gemeend in U zijn tol te moeten betalen aan de sociaal-economische vernieuwing van het land nu èèn zijner leden tot dit ministerschap geroepen zag. En het zal niet alleen mij overkomen zijn, te moeten consta teren, hoe snel men geneigd is personen uit eigen omgeving voorbij te gaan, wanneer naar kwaliteiten gezocht wordt: deze personen schijnen te zeer die afstand tot ons verloren te hebben, die minder eigen geworden figuren wél innemen: een afstand, die het overzicht en inzicht vergemakkelijkt. Daarmee heb ik meteen al aangegeven, hoezeer het ons bij verder peinzen pijnlijk bewust werd, dat er nu een afstand tussen U en ons zou komen. Maar toch bovenal overheerste toen en over heerst nu de vreugde om Uw hoog eervolle benoeming, eervol voor U zelf, eervol voor Uw gezin en familie, eervol ook voor deze Raad, uit wiens midden U voortkwam. De verdiensten zijn groot, die U zich alom in het maatschappelijk leven van stad en gewest verworven hebt en die een grond voor deze uitverkiezing genoemd kunnen worden. Maar ik meen mij aan feiten te houden, als ik beweer, dat Uw steigende carrière wel het treffendst verduidelijkt kan worden aan de hand van Uw loopbaan in deze Raad. Na een raadslidmaatschap van enkele jaren werd Uwe Excellentie in 1938 benoemd tot wethouder van de bedrijven en na de onderbreking der bezettingsjaren voegde U daarbij nog de Finantien, om tenslotte Uw bijzondere zorg te wijden aan het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 251