12 JULI 1950 261 De VOORZITTER zal gaarne deze hulde overbrengen aan de samenstellers, nl. de heren Ph. F. Ruijgh en J. Brands. Dit verslag wordt voor kennisgeving aangenomen. 4. Schrijven van de commissie, belast met het onderzoek der rekening en verantwoording van de Stichting „Oude Mannen huis" over het jaar 1949. De VOORZITTER deelt mede, dat de commissie geadviseerd heeft tot goedkeuring over te gaan. Spreker brengt de leden dier commissie dank voor de verrichte werkzaamheden. De Raad besluit overeenkomstig het advies der commissie, belast met het nazien der rekening en verantwoording over 1949 van de Stichting „Oude Mannenhuis". 4a. Onderzoek van de geloofsbrief van de heer L. J. F. Koertshuis. De VOORZITTER stelt voor deze geloofsbrief voor onderzoek in handen te stellen van een commissie bestaande uit de heren F. P. van de Noort, J. J. Kamphuijs en J. J. van Oijen. De Raad besluit overeenkomstig het voorstel van de Voorzitter. Na onderzoek der desbetreffende bescheiden deelt de heer VAN OIJEN mede, dat de raadscommissie heeft bevonden, dat door de heer L. J. F. Koertshuis de vereiste stukken zijn ingiezonden en dat deze voldoet aan de vereisten, gesteld voor het lidmaatschap van de Raad, terwijl voorts niet is gebleken, dat er te zijnen opzichte wet telijke bezwaren tegen toelating tot lid van de Raad aanwezig zijn. De VOORZITTER stelt voor de heer L. J. F. Koertshuis toe te laten tot lid van de Raad. De Raad besluit overeenkomstig het voorstel van de Voorzitter. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het aantal gemeentelijke opcenten op de hoofdsom der perso nele belasting over het dienstjaar 1950/51 (Bijlagen 1950 no. 187). Dienovereenkomstig wordt besloten. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van de ontruimingstermijn voor de woningen Valkenstraat no's 9 11 en 43. (Bijlagen 1950 no. 188). De heer BREKELMANS kan zich voorstellen, dat verlenging van de ontruimingstermijn gevraagd wordt. Hij kan zich echter niet voorstellen, dat voor deze bewoners nog geen woning beschikbaar gesteld is. Deze huizen zijn reeds lang onbewoonbaar verklaard en verkeren dus in een slechte toestand. In het onderhavige voorstel staat vermeld, dat het nog niet is mogen gelukken voor de bewo ners van deze panden vervangende woonruimte te vinden en dat voor onbewoonbaar verklaarde woningen nog geen extra-bouwvolume

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 261