274 12 JULI 1950 Indien dat het geval is, kunnen dan de van deze heer te ver wachten verrassingen niet beter ineens afgewerkt worden? De VOORZITTER vindt het beter, dat de verrassingen druppels gewijze genomen worden. De Heer DIRVEN meent, dat hier een addertje onder het gras zit. Zijn de opstallen nog in dezelfde staat als op het tijdstip, dat Kore- brits ze aanvaardde? Of is er zoveel aan veranderd, dat de waarde verminderd is? Als dat zo is, dan dient met het bepalen der ver goeding hiermede rekening gehouden te worden. De VOORZITTER antwoordt, dat de opstallen er niet florissant uitzien. Korebrits heeft er wel niets aan veranderd, maar heeft ze ook nooit laten opknappen. Daarbij komt nog, dat de tijd de rest doet. Bovendien waren de onderhuurders niet al te secure gebrui kers. Zulks is jammer, aangezien het een mooie ruimte is. Spreker wil aan het verzoek van de Heer Dirven tegemoet komen door in het voorstel de woorden „waarin deze zich op dat ogenblik be vinden" te wijzigen in „waarin deze zich op dit ogenblik be vinden". Hij is van mening, dat aan de huidige situatie een einde gemaakt moet worden. De Heer DIRVEN vindt het meer gewenst de woorden „waarin deze zich op dat ogenblik bevinden" te veranderen in „waarin deze zich op het ogenblik der aanvaarding bevonden". De Heer BREKELMANS vraagt, wanneer de opstallen in gebruik zijn genomen. De VOORZITTER zegt, dat omtrent dit eigendom de Raad bin nenkort voorstellen zullen bereiken. De Heer BREKELMANS wenst geacht te worden te hebben tegengestemd. Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeenkomstig het voorstel, met dien verstande, dat de woorden „waarin deze zich op dat ogenblik bevinden" worden veranderd in „waarin deze zich op d i t ogenblik bevinden". Bovendien zal de Heer Brekelmans geacht worden te hebben tegengestemd. De VOORZITTER zegt, dat de raadsleden op 30 Juni 1950, onder no. Kab. 11/1446, een schrijven bereikt heeft, waarin voorgesteld werd de Heer P. M. Kamerling de erepenning van de gemeente Breda in brons aan te bieden. Spreker vraagt of de Raad zich met het voorstel kan verenigen. De Raad besluit overeenkomstig dit voorstel. RONDVRAAG. De Heer BRINKERHOF zegt, dat door de bewoners van de Leeuwerikstraat een schrijven aan de Raad gericht is. Spreker vraagt waarom dit schrijven de Raad niet voorgelegd is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 274