26 19 JANUARI 1950 Op verschillende plaatsen heeft de Gemeente subsidie aan dit onderwijs verleend. Voor deze cursussen is niet direct een bepaalde naam te vinden. Ze zouden genoemd kunnen worden: „cursussen voor geestelijke en maatschappelijke vorming van meisjes van 17 tot 19 jaren." Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het prae-advies besloten. 24. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beschikbaar stelling van een crediet voor de restauratie van pand Haagdijk 22 (Bijlagen 1950, no. 34). Dit voorstel is ingetrokken. 25. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verlenen van een crediet van 190.voor het maken van een snijraam in het pand Haven 9. (Bijlagen 1950, no. 6). De heer JONGBLOED voelt weinig voor dit voorstel. Het is weliswaar een klein bedrag, maar het brengt consequenties mee. Spreker juicht het toe, dat oude gevels opgeknapt worden, maar op het eerste gezicht is hij er huiverig voor dit te honoreren, te meer daar toch niet in alle gevallen iets gegeven kan worden. De VOORZITTER merkt op, dat de Heer Jongbloed anders zou praten, als hij zou zien op welke waardige wijze het pand, Haven 9, gerestaureerd is. Spreker vindt het een algemeen belang, dat de gemeente er netjes uitziet. Voor het vreemdelingenverkeer is dit zelfs van grote betekenis. De honorering behoeft niet steeds op dezelfde wijze te geschieden. Wel heeft hij de overtuiging dat door een stad als Breda stadsverfraaiing op prijs gesteld dient te wor den, vooral als een restauratie op deskundige wijze uitgevoerd wordt voor het behoud der oude cultuur van deze stad. In het onderhavige geval is een gehele gevel op waardige wijze opgeknapt. Zoiets verdient de waardering van de Raad. Deze beloning is dan tegelijk een aanmoediging om dit voorbeeld na te volgen. De heer DRION is nog niet overtuigd. Hij is bang, dat hier een precedent geschapen wordt. Spreker vermoedt, dat na deze geste nog meer gebaren gemaakt moeten worden. Hij wil wel stadsver fraaiing stimuleren, maar dan door middel van algemene richt lijnen. Hiertegen zou spreker geen bezwaar hebben, wel heeft hij zulks tegen het individueel gebaar, zoals dat in het onderhavige voorstel tot uiting wordt gebracht. In dit geval is eigenlijk niet meer gedaan, dan wat een verstandige huiseigenaar behoort te doen, zoiets is lofwaardig, maar het verdient toch niet op een der gelijke wijze gehonoreerd te worden. Waar zou men de grens moeten trekken om al of niet tot beloning over te gaan Bovendien is hier geen sprake van een uitzonderlijk mooi pand. Het is een robust herenhuis, meer niet. Spreker wil tot voorzich tigheid manen. Hij verzoekt stadsverfraaiing te stimuleren overeen komstig algemene richtlijnen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 26