284
28 JULI 1950
De heren VAN OYEN en JONGBLOED verklaren ieder namens
hun fractie deze candidatuur te zullen steunen.
Ook de heer TOXOPEUS zegt zijn steun toe.
Vervolgens gaat de raad over tot verkiezing van de nieuwe wet
houder.
Bij de gehouden stemming worden uitgebracht: 33 stemmen,
waarvan 31 op de heer J. Meijs, één op de heer A. Keim, en één
blanco, weshalve de heer J. Meijs tot wethouder is benoemd.
De VOORZITTER vraagt de heer Meijs of hij de benoeming aan
vaardt.
De heer MEIJS zegt dit te doen, ofschoon hij zich ervan bewust
is, dat het moeilijk zal zijn een goed remplagant te zijn van Mr.
Struycken. Hij dankt voor het in hem gestelde vertrouwen en zegt
toe zijn. best te zullen doen dit vertrouwen niet te beschamen.
De VOORZITTER feliciteert de heer Meijs met zijn benoeming.
Het moet deze goed gedaan hebben vrijwel unaniem tot de wethou
dersfunctie te zijn gekozen. Spreker is er zeker van dat de heer
Meijs zijn functie goed zal vervullen.
Daarna neemt de heer MEIJS plaats in de zetel aan de tafel van
het College van Burgemeester en Wethouders.
3. Vaststelling van de notulen der vergadering van 5 Juli 1950.
De notulen worden zonder beraadslaging ongewijzigd
vastgesteld.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van
art. 128b der Algemene Politieverordening. (Bijlagen 1950 no. 214).
De heer VAN GILS kan zich met het voorstel verenigen. Hij
vraagt zich echter af, waarom deze bepaling beperkt is tot het
gebied binnen de bebouwde kom. Is een dergelijke verbodsbepaling
ook niet gewenst voor het overige gedeelte der gemeente?
De VOORZITTER antwoordt, dat voor het gebied buiten de
bebouwde kom voor het vellen of rooien van bomen toestemming is
vereist van Gedeputeerde Staten der Provincie Noord-Brabant.
Het is niet gewenst voor dit gebied aan twee verschillende instan
ties eenzelfde bevoegdheid te verlenen.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig
het voorstel besloten.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vaststellen
van een verordening tot wijziging van de Algemene Politieverorde
ning (toevoeging nieuw tweede lid aan art. 95a der A. P. V.). (Bij
lagen 1950 no. 215).
De heer BRINKERHOF kan zich met het voorstel verenigen.
Hij mist echter in de gegeven opsomming van de organisaties,
welke onder de werking van het nieuwe artikel vallen, de A. J. C.-
verbanden, welke zeer zeker voor deze gunstige bepaling in aan
merking komen.