292 28 JULI 1950 deze tuintjes voor de betrokkenen opleveren, is er nog een groot cultureel belang in het spel: het eventueel verlies van de mogelijk heid van een goede vrije-tijdsbesteding. Spreker stelt daarom voor het onderhavige voorstel aan te houden, opdat eerst een onder zoek kan worden ingesteld omtrent dit aspect van deze verkoop. De heer VAN GILS heeft dezelfde bezwaren als de heer Van den Eeden. Hij ondersteunt diens voorstel. De heer BRINKÊRHOF zegt aanvankelijk ook bezwaren te hebben gehad tegen de oprichting van een fabriekje op dit perceel. Nu wordt wel gesproken van een lakspuiterij, maar feitelijk is het meer een timmerfabriek, waar de gemaakte kasten ook worden opgespoten. De bezwaren aan dit bedrijf verbonden zijn daarom niet zo groot, als men zou denken. Bovendien zal het gevaar van hinder, dat zou kunnen ontstaan door het neerslaan van rook en dampen, opgeheven worden doordat een schoorsteen van voldoende hoogte is voorgeschreven. De bouwcommissie heeft zich dan ook met het voorstel verenigd. Spreker is wel verbaasd geweest te horen, dat hier volkstuintjes zouden liggen. Ofschoon hij in deze buurt goed bekend is, weet hij daar toch niets van. Hij betwijfelt, of in deze kinderrijke wijk op dit terrein van een behoorlijke, rustige verzorging van volkstuintjes sprake kan zijn. Hij gelooft dan ook niet, dat dit bezwaar zo groot zal zijn. De heer SCHIJEN meent, dat dit voorstel voor de Raad aan vaardbaar is. Hij merkt op, dat ook hij er voor voelt de mensen hun genoegens en vrije-tijdsbesteding dicht bij huis te laten vinden. Iedere uitgifte van grond op de binnenterreinen zal daarom op zich beoordeeld moeten worden. De heer KEMPHUIS vraagt of de Vereniging van Volkstuinders over deze kwestie is gehoord. Hij heeft er bezwaar tegen, wanneer hier mensen uit hun volkstuintjes zouden worden weggejaagd: bovendien zouden deze dan weer elders geholpen moeten worden. Wethouder VAN HAPEREN zegt, dat het hem in het geheel niet bekend Is, dat op dit perceel volkstuintjes zijn gevestigd. De heer VAN DEN EEDEN neemt gaarne de term „volkstuin tjes", welke mogelijk tot misverstand aanleiding kan geven, terug. Feit is, dat dit perceel, dat onmiddellijk aan de tuintjes der omwo nenden grenst, bij deze mensen in gebruik is. Zij hebben daarop allerlei gewassen geplant, groenten, aardappelen en dergelijke. De VOORZITTER meent dat het een gemeentebelang is de in dustrie te steunen. Het is niet mogelijk dit perceel aan de in dustrie te geven en voor de omwonenden te behouden. In het bij zonder de klein-industrie willen burgemeester en wethouders met de meeste voorkomendheid helpen. Met zijn wassende bevolking kan Breda het niet zonder industrie stellen. Dit perceel is destijds voor latere uitgifte aan de klein-industrie door de Raad aangekocht. Bovendien wordt Maas, die hier een fabriekje moet bouwen, eigenlijk al een paar jaar door het gemeentebestuur opgejaagd, omdat hij onmogelijk kan gevestigd blijven op de plaats, waar nu zijn be drijfje is gelegen. De gronden in de industrie-wijk zijn voor de klein-industrie te duur.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 292