304 28 JULI 1950 verstandig is daarin zulke ingrijpende veranderingen aan te brengen. Hij meent daarom dat het voorstel, zoals het is gedaan, moet worden aangenomen. Hij vraagt zich echter af, of het niet beter zou zijn de werkingsduur van de regeling te beperken tot 1 Januari 1952. De heer VERMEULEN vindt het jammer, dat de heer Veldkamp de discussies in het georganiseerd overleg niet heeft medegemaakt; hij gelooft, dat hij dan van hem steun had gekregen. Door spreker werd in de commissie verdedigd, dat men moest komen tot een collectieve verzekering, wegens de sociale voordelen welke daaraan zijn verbonden. Dit standpunt werd bestreden vanuit de stelling dat de vrijheid van het individu daarmede zou worden aangetast. Hiertegenover stelde hij, dat de gemeente als werkgever verant woordelijk is, dat voor het personeel een goede verzekering tot stand komt. Hij heeft de anderen echter niet kunnen overtuigen. Hij heeft toen een geste gemaakt door accoord te gaan met een regeling, waarbij het personeel vrijwillig tot een collectiviteit zou komen. Hierover is een misverstand ontstaan, doordat anderen dit zo inter preteerden, dat met aanvaarding van de thans voorgestelde regeling bij de uitvoering zou worden gestreefd naar een vrijwillig collectief samengaan, terwijl hij daaronder begrepen had een van gemeente wege gesteunde collectieve regeling, waaraan het de ambtenaren vlij stond om wel dan niet deel te nemen. Spreker betwijfelt of een andere regeling geen kans van slagen zou hebben: hierover is tijdens de vergadering van het georgani seerd overleg niet gesproken. Dat men tracht te komen tot een collectieve overeenkomst is natuurlijk toe te juichen: in de verga dering van het georganiseerd overleg is in verband daarmede ge wezen op een daartoe strekkend verzoek van de burgemeesters kring van Breda en omstreken. Toch gelooft spreker, dat men ver der kan gaan. Naar voren is gebracht, dat het overheidspersoneel achter zou staan bij het vrije bedrijf: in de voorgestelde regeling is dit echter niet meer het geval, daar de weistandsgrens van 4500,. is komen te vervallen. Nu spreker de opvattingen heeft gehoord van een zo bij uitstek deskundig man als de heer Veldkamp is, meent hij op zijn suggestie, in het georganiseerd overleg gedaan, te moeten terugkomen. We moeten streven naar een zo goed mogelijke regeling. Er zijn op dat gebied vele soorten verzekeringen, waarvan echter niet alle soliede en sociaal verantwoord zijn. Hij meent, dat daarom een nadere, verder gaande voorziening moet worden getroffen: dit is voor de gemeente niet alleen een recht, maar ook een plicht. De heer VAN DEN EEDEN meent in tegenstelling tot wat de heren Veldkamp en Vermeulen hebben betoogd dat iedereen vrij moet zijn in de keuze van de verzekering tegen deze kosten. Het staat de werkgever niet vrij dwang op te leggen ten aanzien van uitgaven welke voor de helft door hem, voor de helft echter ook door de werknemer worden betaald. Ook in het Ziekenfondsen- besluit is de vrijheid gewaarborgd om zich aan te sluiten bij een maatschappij naar keuze. Daarom kan er alleen sprake zijn van een collectieve regeling, voor zover betrokkenen daartoe vrijwillig besluiten. De heer ROMSOM wijst er op, dat reeds jaren wordt gestreefd naar een ziektekostenverzekering voor het overheidspersoneel. Ge probeerd is dit personeel onder te brengen bij de algemene zieken-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 304