318
7 SEPTEMBER 1950
3. Schrijven van de heer A. Keim, waarbij hij ontslag neemt als
lid van de Raad.
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
3a. Schrijven van Burgemeester en Wethouders aan de Raad,
houdende de benoeming van Mej. Ja. Ma. Ha. Wilking tot lid van
de gemeenteraad en een schrijven van Mej. Ja. Ma. Ha Wilking,
waarbij zij verklaart de benoeming niet te aanvaarden.
Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
4. Het jaarverslag van
a) de gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdiensten van
Breda over het dienstjaar 1949,
b) de Gemeentepolitie van Breda over het dienstjaar 1949.
De heer KOERTHXJIS vindt de jaarverslagen belangrijk. Aange
zien deze stukken, die ter visie gelegen hebben, veel tijd vragen om
aandachtig doorgelezen te worden, vraagt hij of het mogelijk is der
gelijke verslagen de raadsleden toe te zenden.
De VOORZITTER merkt op, dat de jaarverslagen van de dien
sten en bedrijven in het gemeenteverslag opgenomen worden.
De heer KOERTSHUIS antwoordt, dat het gemeenteverslag
2 jaar later verschijnt. De jaarverslagen van de diensten en be
drijven hebben hun belangrijkheid dan reeds voor een groot deel
verloren.
De VOORZITTER zegt de heer Koertshuis toe de raadsleden een
exemplaar te zullen doen toekomen, indien zulks mogelijk is.
Zonder verdere bespreking besluit de Raad deze jaar
verslagen voor kennisgeving aan te nemen.
5. Het jaarverslag en de rekening over het jaar 1949 van het
bestuur der vereniging „Stedelijk Museum voor Geschiedenis en
Oudheidkunde" te Breda.
Dit jaarverslag wordt voor kennisgeving aangenomen.
6. Schrijven van Burgemeester en Wethouders houdende de taak
verdeling der wethouders (Bijlagen 1950 no. 258).
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vaststel
len van een wijziging van de Verordening op de heffing van leges-
gelden in de gemeente Breda (gemeenteblad 766) ter vervanging
van het besluit van de Burgemeester van Breda d.d. 13 April 1943
(Bijlagen 1950 No. 259).
De heer JONGBLOED heeft tegen het voorstel enig bezwaar.
Spreker weet wel. dat men op het tijdstip, dat voor een huwelijks
voltrekking is bepaald, op het stadhuis aanwezig dient te zijn. Het
te laat aanwezig zijn, vindt echter vaak zijn oorzaak in omstan
digheden, die buiten de schuld van betrokkenen liggen. Spreker
vindt het niet juist, dat dan 10.boete betaald moet worden.
Hij merkt op, dat deze maatregel in de bezettingstijd genomen is.