344
27 SEPTEMBER 1950
14. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een ver
zoek van het bestuur der stichting „Nutsschool Breda" om, op
grond van liet bepaalde in art. 72 der L.O.-wet, medewerking te
willen verlenen voor aanschaffing van meubilair ten behoeve van
de U.L.O.-sehool aan de Bouwerijstraat. (Bijlagen 1950 no. 307.)
15. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een ver
zoek om een tegemoetkoming in de vervoerskosten van schoolgaan
de kinderen (art. 13 L.O.-wet 1920). (Bijlagen 1950 no. 308.)
De Raad besluit overeenkomstig deze prae-adviezen.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van
het raadsbesluit d.d. 12 Juli 1950, houdende eervol ontslag aan de
leerkrachten verbonden aan de Openbare U.L.O.-sehool. (Bijlagen
1950 no. 309.)
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het benoemen
van een aantal leraren aan de Gem. Middelbare Handelsavond
school. (Bijlagen 1950 no. 310.)
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het benoemen
van een aantal leraren aan de gemeentelijke cursus voor uitgebreid
lager nijverheidsonderwijs. (Bijlagen 1950 no. 311.)
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
19. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het ver
zoek van de Stichting „Maria Mediatrix" tot het verlenen van een
rekening-courant crediet. (Bijlagen 1950 no. 312.)
De heer JONGBLOED heeft vernomen, dat de huren en pension
kosten in het tehuis voor ouden van dagen vrij hoog zullen zijn en
vreest, dat de stichting niet zal kunnen voldoen aan hetgeen de
Raad zich vroeger daarover heeft voorgesteld. Het vraagstuk van
de huisvesting van de bejaarde mensen wordt niet opgelost, nu een
inrichting wordt gebouwd, waarvoor alleen kapitaalkrachtigen de
huren zullen kunnen betalen. Omdat echter destijds besloten is deze
vorm te kiezen, zal spreker zijn stem niet aan het voorstel ont
houden. Wel wil hij aandringen op toezicht van gemeentewege op
de exploitatie der inrichting.
De heer VAN DEN EEDEN kan zich met het voorstel tot ere-
dietverleningi wel verenigen. Hij vraagt zich echter af, of het
stichtingsbestuur door de straffe bepalingen van de leningsover
eenkomst niet te zeer wordt gebonden.
De heer KOERTSHUIS wijst op de redactie van artikel 4 der
overeenkomst, waar staat betalingen, welke de stichting
haar (te weten: de gemeente) zal opdragen.'' Voor dit laatste
woord zag hij gaarne een andere term, bijvoorbeeld: „verzoeken".
Wethouder VAN HOUTEN zegt, dat de gemeente de nodige
zekerheid' moet hebben, ten aanzien van rentebetaling en aflossing.
De stichting kon geen waarborg stellen. Bij de voorbereiding van
dit voorstel waren aanvankelijk moeilijkheden over de hoogte der
rente. Spreker achtte het niet verantwoord een lagere rente aan de