362 11 OCTOBER 1950 Is het aanleggen van een sportveld dan zoveel minder belangrijk dan electrificatie van onrendabele gebieden? Als spreker goed ingelicht is, dan dient men 3 M2 sportveld per persoon te bezitten. Breda bereikt deze oppervlakte niet. Gezien het feit van de hoge waarde der sport; gezien het feit, dat de sport zich zal uitbreiden en de bevolking steeds toeneemt, ver zoekt hij met klem nu een goed sportpark aan te leggen. Zulks is misschien over 5 jaren in verband met de financiële situatie in het geheel niet meer mogelijk. Zou het niet gewenst zijn, daar er op het ogenblik nog een kleine mogelijkheid bestaat, hieraan enkele duizenden guldens meer te be steden en ter plaatse een ideaal sportpark te projecteren? Op deze wijze wordt op de toekomst vooruit gelopen. Wethouder MEIJS vermoedt, dat de heer van Egeraat doelt op de aanleg van een sintelbaan, hetgeen het enige is, dat de atletiek vereniging „Sprint" nog te wensen heeft. Deze vereniging is even wel met de voorgestelde oplossing ten zeerste ingenomen. Burge meester en Wethouders begrijpen de waarde Van de sport, doch alles kan niet precies afgemeten worden. Het is beter naar om standigheden te handelen. Bezit men vele woeste gronden, dan kan men royaal zijn. Breda heeft echter hoofdzakelijk tuindersgrond. Burgemeester en Wethouders kunnen temeer met dit voorstel accoord gaan, omdat „Sprint" hierover zeer content is. Het College is verder nog doende langs andere weg aan de reste rende verlangens van „Sprint" tegemoet te komen. De heer KOERTSHUIS vraagt of het wel wenselijk is een groot sportpark aan te leggen. Vervolgens vraagt hij of het de bedoeling is uitsluitend aan ge noemde vereniging' het sportpark in gebruik te geven. Wethouder MEIJS zegt, dat hierover niet gesproken is. Door „Sprint" zal evenwel graag ook andere verenigingen hiertoe ge legenheid gegeven worden. Wat de grasbaan betreft, is zulks zeker mogelijk. De heer KOERTSHUIJS merkt op, dat men dan van „Sprint" afhankelijk is. Wethouder MEIJS zegt, dat men zich ter zake tot het gemeente bestuur kan wenden. De heer JONGBLOED meent, dat nu nog niet besloten wordt over het uit handen geven van de exploitatie. Momenteel wordt alleen het nodige crediet gevraagd. De VOORZITTER antwoordt, dat het een en ander in het voor stel staat vermeld. De heer SCHIJEN leest van het onderhavige voorstel de navol- dende passage voor: „Verder kan het speelveld benut worden voor de beoefening der „handbalsport. Ook de reeds 6 jaar bestaande Bredase Handbal vereniging „E.B.H.V." heeft grote hehoefte aan een speelgelegen- „heid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 362