370 11 OCTOBER 1950 Hij heeft zich afgevraagd of in artikel 2 der ontwerp verordening de subsidiariteitsgedachte wel voldoende tot uitdrukking komt. Artikel 2 luidt als volgt: „De dienst heeft tot taak alle werkzaamheden te verrichten ter „voorbereiding en uitvoering van besluiten van het gemeentebe- „stuur en de Instelling, voorzover die werkzaamheden verband „houden met maatschappelijke en sociale zorg, en voorzover het „gemeentebestuur die werkzaamheden niet aan anderen opdraagt." Spreker is van mening, dat deze redactie boven de bepalingen van de Armenwet uitgaat. Hij stelt daarom voor de navolgende redactiewijziging aan te brengen. Aan artikel 2 der Verordening voor de gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken wordt het navolgende toegevoegd: „of overlaat aan daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking „komende instellingen van het kerkelijk en particulier intiiatief." De heer JONGBLOED doet het genoegen, dat de heer Veldkamp het Voorstel niet op de lange baan wil schuiven. De Commissie wist reeds, dat een nieuwe Armenwet op stapel stond. Ze wist echter niet, hoe deze eruit zou zien. De staatscommissie heeft ter zake nog geen rapport uitgebracht. Naar aanleiding van hetgeen de heer Veldkamp gezegd heeft om trent de bundeling van het particulier initiatief, merkt spreker op, dat in de toekomst meer en meer met de levensbeschouwing reke ning gehouden kan worden, indien dit initiatief haar taak aan kan. Het particulier initiatief kon deze zaak niet aan, zodat toen de overheid op dit terrein een aanvullende taak stond te wachten. Deze taak is langzamerhand zo groot geworden, dat, wat de finan ciële zijde betreft, het leeuwenaandeel door de overheidskas gedra gen wordt. Het is echter sprekers standpunt, dat degene, die geld geeft, ook zeggenschap moet hebben. Spreker meent, dat het op het ogenblik wel gewenst is, dat de gemeente een dienst krijgt, die is aangepast aan de nieuwe vormen. Komen er te dien aanzien bij de herziening der Armenwet wijzi gingen, dan gelden ze voor het gehele land. Het is van belang, dat deze gemeente dan ook in de rij staat en voor de dag kan komen met een behoorlijke dienst. Spreker wil bij het amendement van de heer Veldkamp even stil staan. Hij ziet het anders. De Commissie zou zich niet strikt aan de Armenwet gehouden hebben. Spreker ziet dit niet in. Leest men artikel 3 van het Reglement Voor de Burgerlijke In stelling voor Maatschappelijke Zorg, dan ziet men, dat de Instelling tot taak heeft aan hen, die zich maatschappelijk niet of niet in voldoende mate kunnen handhaven, bijstand te verlenen, op de wijze als in artikel 5 van het Reglement omschreven, een en ander met inachtneming van de betrekkelijke artikelen van de Armenwet. Hieruit volgt, dat de Armenwet wel in acht is genomen. Het artikel sluit niet uit, dat aan anderen een taak gegeven kan wor den. De Sociale Dienst voert alleen de besluiten van de Burgerlijke Instelling uit. Het amendement Van de heer Veldkamp is te ver vooruit gelopen op iets, wat deze in de toekomst wenst. Spreker wil daarom de heer Veldkamp in overweging geven het amendement in te trekken. Hij verzoekt hem hierover zijn gedach ten te laten gaan en stelt voor de Verordening aan te nemen zoals

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 370