11 OCTOBER 1950 377 Hierover zal bij een volgende gelegenheid nog wel gesproken worden. De Raad heeft pas een begrotingswijziging vastgesteld, waarbij de winsten van de nutsbedrijven voor dekking Van nood zakelijke uitgaven voor de algemene dienst moesten worden aange wezen. Hij doet dan ook een ernstig beroep op de Raad, de 15% bij aansluiting dezelfde consequenties te doen nemen, die gelden voor iedere inwoner van Breda. Wijkt de Raad hiervan af, dan is hij op de verkeerde weg. Burgemeester en Wethouders wensen echter deze gebieden ten gerieve der bewoners toch van electriciteit te voorzien. Geen enkele gemeente is daarbij soortgelijke bewoners zover tegemoet gekomen als Breda. In een andere gemeente heft men een electriciteits- of baatbelasting. OVeral moet men de 100% betalen. Breda wil echter die mensen tegemoet komen. Wat wil nu de Raad? Wil de Raad de gemeente financieel nog zwaarder belasten? Maar dan is dit Bestuur op de verkeerde weg! De financiën van de gemeente verkeren in een precaire toestand. De Wethouder van Financiën voelt zijn verantwoordelijkheid voor de gemeenschapsgelden zeer zwaar aan. Of moet de gemeente noodlijdend worden? Ook daarmede moet ernstig rekening gehouden worden. Voor deze gebieden hebben Burgemeester en Wethouders een royaal gebaar gemaakt in het belang dier bevolking. De VOORZITTER staakt de discussies. Burgemeester en Wet houders zijn zeer ver gegaan. Hij acht het dan ook onjuist, als de Raad er nog een schepje bovenop doet. De bedrijven worden reeds zwaair belast. De Raad moet nu niet de schijn aannemen, alsof deze mensen het vel over de oren gehaald wordt, want dat is niet waar. De heer DIRVEN stelt de Raad Voor de aansluitlngskosten, die méér dan ƒ250.- bedragen voor de bewoners der onrendabele ge bieden ten laste der gemeente te nemen. Het totaalbedrag bedraagt 44.000.- De heer VAN SWOL zegt, dat het voorstel van de heer Dirven niet is te peilen. Hij wenst hierover nadere cijfers. De heer JONGBLOED zegt, dat hij tegen het voorstel van de heer Dirven zal stemmen, doch mocht dit worden aangenomen, dan wil hij hieraan het volgende amendement toevoegen: Er dient een minimum afname per jaar gegarandeerd te worden. Spreker weet niet hoe groot het minimum moet zijn. De heer VAN SWOL vraagt of het niet tactisch zou zijn het voorstel aan te houden. De VOORZITTER zegt, dat hij op deze wijze wel ieder voorstel kan aanhouden. De heer SCHIJEN stelt de Raad Voor het voorstel van Burge meester en Wethouders een maand uit te stellen. De VOORZITTER acht zulks onjuist. Daar het voorstel van de heer Schijen gesteund wordt brengt de Voorzitter het in stemming.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 377