6 NOVEMBER 1950
385
het laatste gedeelte van het open komen van woongelegenheid
wordt in genoemde cijfers tot uitdrukking gebracht. Spreker is
van mening, dat indien het sterftetal door de gemiddelde gezins
grootte wordt gedeeld, dus door 4, een globale, maar toch reële
schatting wordt gemaakt.
De heer SCHIJEN zegt te hopen, dat de praktijk de Voorzitter
in het gelijk zal stellen, persoonlijk is hij er toch niet gerust op.
Voorts wijst hij erop, dat in de verstrekte cijfers ook geen rekening
is gehouden met de immigratie in de gemeente.
Hij begrijpt, dat de particuliere bouwnijverheid gesteund moet
v/orden, indien dat mogelijk is. Het toekennen van de in de nota
voorgestelde tegemoetkomingen acht hij echter eerst aanvaardbaar,
indien zekerheid is verkregen, dat door particulieren tenminste 250
woningen zullen worden gebouwd. Alleen dan heeft het zin soe
pelheid ten aanzien van de particuliere woningbouw te betrachten,
en naar mate zij meer woningen oplevert dan dit quantum, zal
men vrijgeviger kunnen zijn.
Ook acht spreker het bezwaarlijk aan de ene kant eigen nieuw
bouw voor bewoning' vrij te geven en anderzijds een straf beleid
inzake woningverdeling te handhaven. In dit laatste kan eerst wij
ziging komen, indien genoeg wordt gebouwd en op het tekort
wordt ingelopen.
Spreker wijst er op, dat anders dan in de vooroorlogse ver
houdingen het thans niet mogelijk is, dat een arbeider een eigen
huisje kan bouwen of kopen, gezien de sterk gestegen bouwkosten.
De minder kapitaalkrachtigen trekken geen profijt van het gewij
zigd beleid. Spreker meent, dat overwogen moet worden op welke
wijze het met eigen arbeid bouwen van woningen gestimuleerd kan
worden. Ook in andere landen, o.a. Duitsland, wordt op die wijze
getracht het woningtekort speciaal voor de arbeidende klasse te
verminderen. De mogelijkheden, die voor de gemeente hier liggen,
staan spreker nog niet helder voor de geest, doch hij hoopt op
deze aangelegenheid over enige tijd te kunnen terugkomen met een
meer uitgewerkt voorstel.
Spreker zal ondanks zijn bezwaren zich niet tegen het
plan van Burgemeester en Wethouders verzetten, doch behoudt
zich uitdrukkelijk het recht voor hierop zo nodig over een jaar
terug te komen.
De heer JONGBLOED zal zich beperken tot de hoofdpunten van
dit ingewikkelde vraagstuk. Voor spreker staat vast, dat Burge
meester en Wethouders er voor zullen zorgen, dat het toe te stane
contingent woningen ook inderdaad zal worden gebouwd: indien
de particuliere bouwnijverheid om welke reden ook tekort zou
schieten, dan zal de gemeente dit tekort moeten aanvullen. Spre
ker meent zich aan de door de Voorzitter verstrekte gegevens en
cijfers te kunnen houden; door deze informaties zijn een aantal
vragen, welke hij had willen stellen, overbodig geworden.
Spreker acht het psychologische aspect van dit voorstel zeer
belangrijk. Wordt aan de ene zijde aan degene, die over geld be
schikt, gelegenheid geboden een Vrij huis te bouwen of te kopen,
dan kan daar anderzijds niet tegenover staan dat de bezitter van
een klein huisje, dat voor de oorlog met hard werken werd ver
worven, pijnlijk wordt getroffen in een gedwongen woningruil, en
daardoor van zijn bezit wordt beroofd. Spreker kan slechts met
het voorstel instemmen, indien het zeker is, dat deze categorie