6 NOVEMBER 1950 393 geen kans aan deze beide wensen tegelijk te voldoen. Ook de beer Van Swol zou kreeg spreker de indruk beide zaken willen verwezenlijken. Spreker is het met de heer Vermeulen eens, dat een zeer grote behoefte bestaat aan arbeiderswoningen. Toch wil hij er op wijzen, dat het slechts kleine middenstandswoningen zullen zijn, die de particuliere nijverheid zal bouwen, omdat deze voor de rijks bijdrage gebonden is aan de inhoud van 375 M:!. Het zal een hoge zeldzaamheid' zijn, wanneer men grotere woningen bouwt. Deze middenstandswoningen zullen zich van de gemeente-woningen wel onderscheiden door een iets luxueuzer inrichting. In de Raad is de concessie, die het College voorstelt te doen aan de particuliere nijverheid, door meerderen voorgesteld als een grote bevoorrechting van het kapitaalbezit. In dit verband wil spreker wel zeggen, dat hij in de particuliere bouw anderzijds ziet een mogelijkheid om op een maatschappelijk verantwoorde wijze het kapitaal te beleggen. Het is niet Verstandig aan hen, die over geld beschikken, deze mogelijkheid te ontnemen. Juist van uit het algemeen welzijn ge zien, acht hij het heel wat verkieselijker wanneer deze mensen aldus hun geld beleggen, dan wanneer men het opmaakt aan allerlei andere zaken, zoals bioscoopbezoek, ook al brengt dit laatste voor de gemeente belastingen op. Het zou schadelijk zijn deze mogelijk heid tot investeren voor de burgers weg te nemen; waarvoor zal men dan op de duur nog spaarzaam zijn? Spreker zou zijn gehele dag kunnen besteden aan de verdeling van woonruimte, maar daarmede komt men niet verder. Slechts op één wijze kan het kwaad van de woningnood in zijn wortels worden aangetast: door huizen te bouwen en nog eens huizen te bouwen. Ook moet spreker het ontraden om op enigerlei wijze toch weer de ambtelijke instanties te betrekken in de aan de particuliere bouw te geven concessies: daarmede schrikt men de mensen af en een voorstel, waarbij men wil geven en houden tegelijk, heeft naar sprekers overtuiging geen kans van slagen. Uiteraard zullen Burgemeester en Wethouders er voortdurend op toe zien, dat de concessies niet tot onverantwoorde vormen zullen leiden, en in het bijzonder geldt dit voor de huurvrijheid, welke aan de onder d) bedoelde beleggers wordt gegeven. Met nadruk beklemtoont spreker, dat Burgemeester en Wet houders met dit voorstel zijn gekomen, omdat zij gevoelden, dat het woningprobleem machtiger is dan zij, machtiger dan deze Raad, en ook dan de zeer bekwame en actieve Minister van Wederopbouw Mr. In 't Veld. De overheid kan dit probleem niet alleen aan: en wanneer men dat ziet, doet men verstandig de bakens tijdig te verzetten, en alle krachten, die aanwezig zijn, te mobiliseren. Spreker wil geen profeet zijn, maar durft wel te beweren, dat men zo men het alleen wilde blijven doen op zekere morgen zou ontdekken, dat de zaak is vastgelopen. Het is beter voor die tijd te trachten een plan van zekere allure op te stellen en met behulp van allen gezamenlijk aan deze grote taak te gaan arbeiden. Het is sprekers vurigste wens iedere burger een eigen huis te geven, en hij kan de verzekering geven, dat hij zal bouwen zo veel als mogelijk is. Het voorstel is een proef, mocht het niet tot resultaat leiden, dan zullen Burgemeester en Wethouders op deze aangelegenheid terug komen. Ook spreker acht de tweede methode het verkieslijkst, welke mening door de wethouders wordt gedeeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 393