394 6 NOVEMBER 1950 Wethouder ROMSOM wenst er op te wijzen, dat uit de praktijk is gebleken, dat de meest urgente woningnood heerst onder de kleinere gezinnen. Per 1 Januari 1950 stonden als woningzoekende ingeschreven ruim 2100 gezinnen. Hiervan waren 978 gevallen zo urgent, dat het niet wel doenlijk is er nog nadere onderscheidingen in aan te bren gen; 369 zijn er genoteerd om met voorrang een zelfstandige woning te worden toegewezen. De resterende 609 gezinnen kunnen nader worden verdeeld: I. Arbeidersgezinnen, waarvan 90 gezinnen met een gezinssterkte van 2 personen 208 3 188 4 10 5 17 meer dan 5 013 II. Overige gezinnen, aarvan 22 gezinnen met een gezinssterkte van 2 personen 47 3 24 4 geen 5 3 meer dan 5 96 Uit deze cijfers blijkt duidelijk d'e woningnood in de kleine gezin nen met een of twee kinderen. Het is de bedoeling, dat de gemeente ten minste 300 arbeiders woningen zal bouwen. Daarnaast zal ongeveer een gelijk aantal woningen vrij komen door het bouwquantum van de particuliere nijverheid, welke woningen dan voor toewijzing beschikbaar komen. Om deze redenen heeft spreker zich achter het Voorstel geplaatst. Spreker zegt toe er op te zullen toezien, dat door het woningnood bureau zo soepel mogelijk zal worden opgetreden. Ten aanzien van het ter sprake gebrachte uitvorderen van be jaarde mensen uit hun eigen woning, kan spreker er op wijzen, dat herhaaldelijk na overleg met betrokkenen de ouders vrijwillig naar een beschikbaar gestelde flatwoning zijn vertrokken, waardoor hun eigen huis vrij kwam voor een getrouwde zoon of dochter. In deze gevallen wordt echter ten onrechte soms van uitvorderen gesproken, ofschoon spreker kan toegeven dat voor een buiten staander de schijn daarvan aanwezig is. De VOORZITTER zegt toe, dat Burgemeester en Wethouders personen boven een bepaalde leeftijd in geen geval meer uit hun eigen woning zullen uitvorderen. De heer SCHIJEN meent, dat indien in het komend jaar op het woningtekort wordt ingelopen vorderingen veel minder nodig zullen zijn. Mocht over een jaar blijken, dat het aantal vor deringen groot blijft, dan wenst hij op deze zaak terug te komen en zal hij zich verklaren tegen een voorstel als het onderhavige. De VOORZITTER acht het niet uitgesloten, dat hij een volgend jaar een ander voorstel zal doen, indien bijvoorbeeld zou blijken dat de voorgestelde methode geen succes heeft. De betreffende instan ties zullen in deze zeer diligent blijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 394