6 NOVEMBER 1950 395 De heer JONGBLOED vraagt, of het bouwcontingent van 600 woningen voor één dan wel voor drie jaar geldt. De VOORZITTER antwoordt, dat dit een jaarmaximum is. Hij zou graag wensen, dat de gemeente een nog grotere toewijzing zou krijgen, en zal de mogelijkheden daartoe nauwlettend volgen. Het is intussen goed, dat langzamerhand een plan voor meerdere jaren wordt opgesteld, waardoor men voor een zekere periode weet, waar men aan toe is. De heer JONGBLOED zegt, dat het voorstel voor hem aantrek kelijker zou zijn, indien de gemeente het grootste gedeelte van het bouwcontingent zou realiseren, en indien de particuliere bouw boven dit contingent zou mogen uitgaan: dan zou door de particuliere nijverheid inderdaad extra woonruimte beschikbaar komen. Nu een verdeling zal worden gemaakt tussen hetgeen de gemeente en hetgeen de particulieren kunnen bouwen, zag hij deze het liefst zo, dat de gemeente bouwt, zo veel als haar mogelijk is, en dat het overige door de particulieren wordt aangevuld. De VOORZITTER kan deze methode niet aanbevelen. De parti culiere nijverheid moet aan de slag kunnen en dient daarom te weten, waar zij aan toe is. Zodra het bouwvolume in de maand December bekend is, moeten de uitvoeringsplannen voor 1951 zowel door de gemeente als de particulieren ten spoedigste worden op gesteld, zo men tenminste het toegewezen aantal woningen ook inderdaad in dat jaar wil gereed krijgen. Indien in de loop van dit jaar nog een bijzonder bouwcontingent wordt verkregen, dan kan de gemeente nog zien, of zij dit dan geheel zelf bouwt, of ten dele overlaat aan particulieren. De heer JONGBLOED wenst nog nader te worden ingelicht, waarom aan de levensverzekeringsmaatschappijen, die nieuwbouw woningen als belegging van haar gelden aankopen, de vrijheid van verhuur moet worden gegeven. De VOORZITTER wijst er op, hoe nodig het is, deze maatschap pijen welwillend tegemoet te treden. Indien dit niet geschied, aan zullen zij niet hier, maar elders de voor hen nodige belegging in onroerend goed realiseren. Deze instellingen zijn een grote steun voor de particuliere bouwnijverheid. Is men in deze niet soepel, dan laten deze maatschappijen niet voor een tweede maal in deze. stad bouwen. Het is niet mogelijk hier tegelijkertijd te willen geven en te willen houden, soepel en niet soepel te zijn. Hier valt slechts te kiezen: öf het een, öf het ander. De heer VAN DEN EEDEN vraagt, wat zal geschieden, wanneer de particuliere bouwnijverheid het haar toegewezen kwantum niet bouwt. De VOORZITTER zegt, dat de gemeente dan zelf zal bouwen. In ieder geval moet het toegewezen contingent worden verwezenlijkt. Aan de particuliere nijverheid zal een zekere tijdschema Voor het bouwen worden opgelegd, op straffe van verval van het toegewezen deel. De heer RATTINK wil graag een positieve toezegging, dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 395