2'0 NOVEMBER 1950
441
De heer DRION merkt op, dat Burgemeester en Wethouders
voorstellen om tot benoeming over te gaan van de leden van de in
artikel 8 der Woonruimtewet Voorziene commissie van advies voor
vordering van woonruimte. Wordt dit Voorstel aangenomen, dan
krijgt men een commissie met een geheel nieuwe samenstelling,
terwijl de oude commissie eigenlijk aan de dijk wordt gezet.
Uit het voorstel blijkt, dat er een controverse bestaat tussen
Burgemeester en Wethouders en de huidige adviescommissie, of
zo men wil tussen het woningnoodbureau en deze commissie, en
wel omtrent deze twee punten: beperking van het vragen van in
lichtingen door de commissie aan het woningnoodbureau, en de
toelating van de directeur van dit bureau tot de vergaderingen
van de commissie.
Spreker wenst voorop te stellen, dat noch in artikel 8 van ge
noemde wet, noch in de resolutie van de Minister omtrent de
samenstelling der commissie, noch in de betreffende kamerstukken
iets te vinden is omtrent de werkwijze van deze adviescommissie.
Wanneer Burgemeester en Wethouders deze eisen stellen, dan ge
schiedt zulks niet rechtens, doch betreft dat een kwestie van takt
en beleid. Spreker wil hier volkomen in het midden laten of Burge
meester en Wethouders thans te ver gaan, of dat de commissie de
plank misslaat. Het bevreemt, dat het verschil van inzicht in deze
twee punten tot een ernstige controverse aanleiding heeft gegeven,
en wel zodanig dat aan Burgemeester en Wethouders een oplossing
van het meningsverschil niet meer mogelijk lijkt. Het is sprekers
indruk, dat de persoonlijkheden aan weerskanten daarvoor een sta-
in-de-weg zijn gebleken.
De Raad zou zich nu op het standpunt kunnen stellen, dat door
het naar huis sturen van de thans zittende leden een oplossing
wordt bereikt. Spreker meent en met hem vele leden zijner
fractie dat daarmede de gewenste continuiteit in het werk
dezer commissie wordt verbroken en een ervaring van drie jaren
arbeid wordt opgeofferd, terwijl daarnaast de nieuwe leden eerst
na geruime tijd zullen ziin ingewerkt in hun moeilijke taak. Ander
zijds wil spreker niet stellen, dat in ieder geval de gehele commissie
moet aanblijven: door het standpunt van de commissie: „allen of
niemand" wordt evenzeer het algemeen belang geschaad.
Waar het merendeel van sprekers fractie bedoelde continuiteit
niet gaarne prijs geeft en achter de formele moeilijkheden andere
tegenstellingen schijnen te liggen, wil spreker voorstellen een
raadscommissie in te stellen, welke dit gehele probleem kan onder
zoeken en daaromtrent de Raad kan adviseren, voordat in deze een
beslissing wordt genomen.
Het komt spreker minder gewenst voor de gehele behandeling
dezer aangelegenheid in een raadsvergadering te doen geschieden,
juist omdat persoonlijke zaken daar bij betrokken zijn. Waar
spreker van oordeel is, dat de verschillen omtrent de werkwijze van
de commissie niet onoverbrugbaar zijn, indien de verstandhouding
wederzijds goed is, zal wellicht een kleine raadscommissie in de
gelegenheid zijn een compromis tot stand te brengen tussen het
gemeentebestuur en minstens een belangrijk deel der commissie.
Spreker begrijpt zeer goed, dat dit voorstel niet zonder meer
aan de Raad is aangeboden, en dat zij het zonder succes reeds
van weerskanten getracht is tot een vergelijk te komen. Gezien d'e
grote belangen, die hier op het spel staan, acht spreker het gewenst
en noodzakelijk, dat door een onpartijdige raadscommissie nog
maals een poging wordt gedaan om de bestaande tegenstellingen