48
16 FEBRUARI 1950
Dc heer JONGBLOED gelooft niet, dat momenteel uitgemaakt
kan worden, hoe het verkeer daar geregeld moet worden. Als
straks een verkeersregeling gemaakt is, verzoekt hij de Raad
hiervan kennis te doen nemen.
Spreker meent, dat het weggetje, dat op de ventweg een uitgang
zal krijgen, particulier eigendom is. Hij is van mening, dat als de
aansluiting tot stand komt, de voorwaarde gesteld dient te wor
den, dat de weg of gemeente-eigendom of behoorlijk door de
eigenaar onderhouden wordt.
Tot slot merkt spreker op, dat aan de door de heer Braakhuis
genoemde gevel iets gedaan moet worden.
De heer BRINKERHOF zegt, dat in het voorstel staat vermeld,
dat de Bouwcommissie gehoord is en er zich mede accoord kan
verklaren. Spreker wil de Raad mededelen, dat de Commissie ge
hoord is over de riolerings- en bestratingswerken. De verkeers-
mogelijkheden zullen dus later onder ogen gezien moeten worden.
Spreker deelt dit mede om misverstand te voorkomen.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlening
van een crediet van 2500.- t.b.v. de verharding van de Gagel-
donksestraat. (Bijlagen 1950, no. 59).
Dienovereenkomstig wordt besloten.
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een ver
zoek van de Vereniging van Handelaren in Oude Metalen, Papier
enz. tot vaststelling ener verordening inzake ordening van hun
handel. (Bijlagen 1950, no. 60).
De heer VAN GISBERGEN kan zich met het prae-advies ver
enigen. In het adres staat, dat er gedurende de oorlog een wette
lijke regeling bestond. Deze regeling kan toch gehandhaafd
blijven.
De VOORZITTER is van mening, dat er nu geen wettelijke rege
ling meer bestaat. Vele regelingen, die gedurende de oorlogsjaren
tot stand gekomen zijn, zijn daarna geannuleerd. Het gemeente
bestuur kan niet alles regelen. Plet kunnen van dit bestuur is
beperkt. Als het eminente belangen zijn, zoals bijv. volksgezond
heid, dan ligt de situatie geheel anders. Het is echter niet de taak
van het gemeentebestuur alle concurrentie in banen te leiden.
De heer VAN GISBERGEN vraagt of het de bedoeling is een
eventueel voorschrift niet tot uitvoerirfg te brengen.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend. Dan is het overheids
taak. Maar het stellen van regelen, wie wel en wie niet in aan
merking komen, berust op het uitschakelen van concurrentie.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het
prae-advies besloten.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het vast-