482
13 DECEMBER 1950
ramp en een zo efficient mogelijke aanwending van de beschikbare
krachten geleid! wordt.
Hierbij wordt er rekening mede gehouden, dat naast de eigen
gemeentelijke organisaties hulp van buiten onmisbaar zal zijn.
Eon volkomen selfsupporting organisatie per gemeente zou noch
financieel, noch materieel, noch personeel tot stand kunnen worden
gebracht, in verband waarmede gedacht is aan de algemene Rijks
reserve, bestaande uit mobiele colonnes van brandweer, genees
kundige dienst en een combinatie van opruimdienst, sociale dienst,
hersteldienst etc., welke mobiele colonnes uiteraard in vredestijd
niet als vaste formaties blijvend aanwezig zullen zijn. Naast deze
Rijksreserve speelt, indien ik het goed gelezen heb de kringorgani-
satie een grote rol.
Inmiddels heeft een ingestelde interdepartementale coördinatie
commissie, welke de planning Voor het gehele land nog dit jaar
moet voltooien en na de beslissing van de Regering voorstellen
moet doen inzake de benodigde wettelijke voorzieningen haar ar
beid aangevangen, terwijl inmiddels ook een speciale Evacuatie
commissie is ingesteld.
Meneer de Voorzitter. In grote lijnen is dit, hetgeen ik uit de
nota inzake de burgerlijke defensie heb begrepen. Bij de behande
ling in de Tweede Kamer heeft de Minister medegedeeld, dat het
nog een half jaar zal duren, voordat het papierengeraamte van de
burgerlijke verdediging vlees aan het been gaat krijgen. Tevens
heeft de Minister medegedeeld, dat de dienst niet weinig zal kosten
en voorts, dat hij het liefst zag-, dat de burgerlijke verdediging
Volledig kon worden bemand door vrijwilligers.
Mijnheer de Voorzitter. Bij die behandeling heeft mij het meest
getroffen het antwoord, hetwelk Minister Teulings heeft gegeven
toen de Heer Ritmeester hem de vraag stelde, wat er zal gebeuren,
als „vandaag aan de dag eens bommen zouden vallen" n.l. het ant
woord: „Dan ontbreekt alles". Mijnheer de Voorzitter. Men kan
daar zeker de Minister van Binnenlandse Zaken geen verwijt van
maken, maar dit antwoord is benauwend. Ik geloof Mijnheer de
Voorzitter, dat het een daad van wijs beleid van Burgemeester en
Wethouders is geweest, toen zij enige maanden geleden aan de
Raad voorstelde de technische installatie van de brandweer uit te
breiden en te vernieuwen en ik meen, dat het besluit van de Raad-
om het voorstel aan te nemen verstandig is geweest, bezien in het
licht van hetgeen ik zoeven opmerkte. Wij zijn het toen niet hele
maal eens geworden over de wijze van financiering, maar er was
geen misverstand over de vraag of de gelden er moesten komen,
zodat een daartoe strekkend voorste! van Burgemeester en Wet
houders door de Raad zeker aanvaard zal worden. Maar Mijnheer
de Voorzitter, met de brandweerorganisatie zijn we er niet; er is
meeren veel meer nodig. Is het mogelijk, dat U de Raad in
grote trekken mededeelt wat naar Uw verwachting benodigd zal
zijn eu op welke kosten de benodigde uitgaven te ramen zullen
zijn Ik kan mij voorstellen, dat dit alles nog niet duidelijk
Burgemeester en Wethouders voor de geest staat, doch dat een
college, waarvan ik reeds eerder in mijn betoog, de dynamische
natuur bewonderd heb, zich nog niet ernstig met het vraagstuk
zou hebben beziggehouden, lijkt mij al heel onwaarschijnlijk en
bovendien getuigen de voorstellen met betrekking tot de brand
weer van de intensieve bemoeienis van Uw college met dit vraag
stuk.
Evenwel dit vraagstuk houdt niet slechts Uw college bezig,