13 DECEMBER 1950 483 doch het benauwt ook de Raad. Gaarne zou ik dus hierover van U de mogelijke inlichtingen ontvangen, temeer omdat de begroting die wij gaan behandelen waarschijnlijk een niet gecalculeerde P.M. post voor dit doel bevat, welke wellicht van een niet te onderschat ten betekenis zal zijn en misschien, ik weet het niet, de post on voorziene uitgaven in belangrijke mate overtreft. Is het te ver wachten, dat tegenover de uitgaven van dit doel ook baten staan. Hoe staat het met de kringorganisatie etc. Een vraag van grote betekenis is ook de leiding van de gemeentelijke dienst voor Bur gerlijke Bescherming. Zij begint langzamerhand actueel te worden en het is mij niet onbekend, dat in verschillende gemeenten reeds tot aanstelling van een dergelijke functionaris is en wordt over gegaan. Voorts rijst de vraag, welke leden van ons gemeentekader de burgerlijke verdedigingsstafschool zullen bezoeken. M. de V. Uw visie op d'eze vragen acht ik zeer belangrijk en ik zou deze voor zover mogelijk dan ook gaarne ontvangen, het zij in openbare, hetzij in besloten zitting, alhoewel ik van oordeel ben, dat datgene wat over deze aangelegenheid in het openbaar gezegd kan worden, ook inderdaad gezegd moet worden. Voorts zal ik het op prijs stellen wanneer uw college de Raad blijvend op de hoogte wil houden van de ontwikkeling, welke de organisatie Van de burgerlijke defensie in onze stad neemt. M. de V. Ik kom thans aan de algemene beschouwingen in het antwoord op het centraal rapport en op de aanvullende nota van aanbieding behorende bij de begroting 1951. Ik wil mijn beschouwin gen hierover niet te zeer rekken, ook al in verband met het feit, dat wij bij de behandeling van cïe diverse begrotingshoofdstukken naar ik hoop ruimschoots, doch op efficiente wijze de gelegenheid zullen hebben, daarop terug te komen. Enkele belangrijke kwesties zou ik hier wel ten principale behandeld willen zien, opdat wij daar door bij de diverse hoofdstukken niet steeds dezelfde opmerkingen behoeven te maken. Ik begin dan met op te merken, dat de toestand van onze begro ting verre van rooskleurig is. De begroting sluit, maar daar is dan ook alles mee gezegid. Ik ben erkentelijk voor het feit, dat Burge meester en Wethouders in de aanvullende nota Van aanbieding een duidelijk overzicht hebben gegeven van de te verwachten meerdere inkomsten en uitgaven. Het stemt tot verheugenis, dat voor de meerdere uitgave van 358000.dekking gevonden kan worden op een bedrag van 15000.na, hetwelk door Burgemeester en Wethouders nood gedwongen op de raming voor onvoorziene uit gaven van 99000.in mindering worden gebracht. Uit deze cijfers blijkt wel duidelijk dat wij geen inkomsten kunnen derven. Ik kan dan ook thans accoord gaan met een verhoging der straatbelasting, daarbij in overweging nemende op de eerste plaats, dat t.a.v. de straatbelasting in gemeenten, welke voor een bijzondere uitkering in aanmerking' komen, als eis wordt gesteld, dat de straatbelasting minstens 6% van de kadastrale huurwaarde der gebouwde eigen dommen bedraagt, terwijl dit percentage in onze gemeente nog steeds l'/2% lager is. Op de tweede plaats neem ik daarbij in aan merking, dat het tijdstip der verhoging gunstig is en n.l. samenvalt met de huurverhoging van 15% en het bedrag der Verhoging slechts een even klein percentage bedraagt van het bedrag, hetwelk uit huurverhoging kan verkregen worden, waarbij ik niet uit het oog- verlies, dat niet alle eigenaars verhuurders zijn. Evenmin heb ik bezwaren tegen de stijging van de winsten der openbare nutsbedrijven. Vooreerst ben ik van oordeel dat het ka-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 483