490
13 DECEMBER 1950
het oog houdt dat het besturen van een gemeente daden vereist,
waaruit duidelijk moet blijken dat het algemeen belang de doorslag
heeft gegeven en dat niet gelijk in een debatingclub, men kan vol
staan met de voldoening dat men en dat geldt over en weer
elkaar eens flink de waarheid heeft gezegd.
Als ik mij goed herinner heeft bij de samenstelling van de can-
didatenlijst voor de K.V.P. vooral de bedoeling voorgezeten om
voor het intellect een grotere plaats in te ruimen. Deze opzet is
inderdaad gelukt wanneer men onder intellect in de eerste plaats
rekent de academici. Als ik het goed heb, dan is hun aantal in de
K.V.P.-raadsfractie verdubbeld, al heeft zij sedert het vertrek van
Mr Struycken dan weer een verlies geleden.
Wanneer men mij nu op de man af vraagt of daardoor de samen
stelling van de K.V.P.-fractie inderdaad beter is geworden, m.a.w.
of deze fractie op aantoonbare wijze de belangen der gemeente
beter behartigt, dan moet ik tot mijn spijt daarop een ontkennend
antwoord geven. Nu besef ik heel goed dat ik met een dergelijke be
wering het gevaar loop om te worden aangezien voor iemand, die
wegens gebrek aan een universitaire opleiding met een minderwaar
digheidscomplex rondloop, doch ik durf dit ten stelligste te ont
kennen en daarvoor een psychotechnisch onderzoek te riskeren, en
ik wil er aan toevoegen dat ik op zichzelf alle respect heb voor de
kennis, die de academisch gevormden hebben kunnen verwerven en
dat het mij spijt zelf de gelegenheid daartoe niet te hebben gehad
en mij gelukkig prijs dat ik mijn zoon die gelegenheid wel heb kun
nen geven. Hetgeen waarop ik doel is dit: De ervaring heeft mij
geleerd een ervaring, die zo zoetjesaan naar de 40 jaren loopt
dat voor een bestuursfunctie het practisch inzicht in maatschappe
lijke vraagstukken van meer waarde is dan het op theoretische
wijze verkondigen van bepaalde wetenschappelijke leerstellingen.
Wanneer practijk en theorie samengaan, kan daarvan het hoogste
rendement worden verwacht en Uw optreden, mijnheer de Voorzitter,
is daarvan voor mij een sprekend bewijs.
Mijn opvatting dat de samenstelling van de K.V.P.-fractie er
niet op vooruit is gegaan, wil ik als volgt formuleren. Men is in
die fractie meer dan voorheen geneigd om te theoretiseren en ook
in gevallen waarin slechts sprake is van doelmatigheid, bepaalde
theorieën, om niet te spreken van dogma's, niet alleen als uitgangs
punt, maar ook bij het uitbrengen van zijn stem, als richtsnoer te
nemen. Ik denk hier bij bijv. aan het debat over de warmwatervoor
ziening.
Nu zal men mij tegenwerpen dat de overgrote meerderheid in de
K.V.P. toch uit eenvoudige, laat ik maar zeggen „minder geleerde"
mensen bestaat, zodat deze met hun practisch inzicht toch de
overhand behouden. Inderdaad, mijnheer de Voorzitter, maar ik
vermoed enigermate dat de schuchterheid, welke de mens min of
meer aangeboren is, deze laat ik het zonder enige bijbedoeling
zeggen eenvoudige mensen meermalen weerhoudt om post te
vatten tegenover hun meer geleerde collega's en dat dit meer spe
ciaal het geval is in de fractievergaderingen, waarop ik nog nader
terugkom.
Een ander bezwaar is dat de meesters en doctors uit de aard dei-
zaak het gewone werk, wat op zichzelf toch zo belangrijk kan zijn,
bagatelliseren en overlaten aan de anderen. Mijnheer de Voorzitter,
wij zijn hier om de dingen precies te zeggen zoals we er over den
ken en daarom wil ik niet nalaten om er in dit verband op te wijzen
dat de samenstelling van het centraal rapport met betrekking tot