13 DECEMBER 1950
491
deze begroting m.i. ten onrechte en tot schade van de inhoud van
dit rapport is overgelaten aan het jongste lid van de Raad als
ik de heer van Bijnen als een recidivist mag beschouwen te
wiens nadele ik overigens niets wil zeggen, maar die na het bij
wonen van slechts een paar vergaderingen onmogelijk een dergelijke
taak naar behoren kon vervullen. Dit is de schuld, Mijnheer de
Voorzitter, van de K.V.P.-fractie die niet zoals het behoorde, het
kiezen van een centrale rapporteur heeft overgelaten aan de ge
zamenlijke rapporteurs, en die nimmer als zodanig bijeen zijn ge
weest, maar zelf van te voren heeft bepaald wie de centrale rappor
teur zou zijn. Ik kan hierin niets anders zien dan het bagatelliseren
van dit rapport, terwijl het naar mijn mening een zeer belangrijk
stuk werk is. De aangewezen centrale rapporteur treft misschien
in zoverre enig verwijt dat hij niet, zoals ook al weer de m.i. goede
gewoonte was, van meet af de hulp heeft ingeroepen van de daar
voor beschikbare hoofdambtenaar ter secretarie. Met dat al is dit
centrale rapport niet wat het moest zijn en wanneer mijn fractie
daaraan zijdelings debet kan worden geacht, door niet tijdig op
haar qui-vive te zijn, bied ik daarvoor mijn verontschuldiging aan.
Veroorloof mij, mijnheer de Voorzitter, dat ik nog even terugkom
op het werk in de raadsfracties. Het nut en de noodzakelijkheid om
de raadsagenda's vooraf te bespreken in de fracties der politieke
partijen waaruit de Raad is samengesteld, wil ik geenszins in
twijfel trekken. Deze bespreking biedt verschillende voordelen en
verschillende punten dienen te worden getoetst aan de richtlijnen
en beginselen der betrokken politieke partij. Echter blijken in de
practijk aan de behandeling der agenda in de fracties ook nadelen
te zijn verbonden. Met name meen ik het te moeten betreuren dat,
gelijk ik sterk het vermoeden heb, in de fractie van de K.V.P. zo
al niet bij stemming wordt uitgemaakt wat het standpunt van de
fractie als zodanig ten aanzien van bepaalde punten zal zijn, toch
uit de besprekingen conclusies worden geformuleerd, die in de ver
gadering van de Raad als een fractiestandpunt worden aangekon
digd, waaraan niet meer te tornen valt en waarvan men veronderstelt,
dat bij een eventuele stemming de fractieleden zich gebonden achten.
Niet alleen dat ik zulks niet in overeenstemming acht met de wijze
waarop ieder van ons tenslotte in volle vrijheid zijn stem zal moe
ten bepalen, maar ik acht zulks evenmin in overeenstemming met
het dienen van het belang der gemeente. Immers het moet zo zijn
en men behoeft er slechts het eedsformulier op na te slaan om zich
te overtuigen dat de wetgever, in casu de maker van de gemeente
wet, het ook zo bedoeld heeft, dat de beraadslagingen in de Raad
een zodanig effect kunnen hebben, dat een aanvankelijk ingenomen
standpunt zich wijzigt. M.a.w. men moet in de raadsvergadering
openstaan voor de mening van anderen en zich kunnen laten over
tuigen dat anderer mening, gehoord de daarvan gegeven motivering,
uiteindelijk beter is dan de mening die men aanvankelijk zelf had.
Want alleen dan heeft het nut dat wij, soms in urenlange debatten,
onze visie over en weer ten beste geven. Toegerust met hetgeen
wij in de fractievergadering van andere partijgenoten hebben op
gestoken, dienen wij in de raadsvergadering en eerst dan op volko
men vrije en zelfstandige wijze en door niets gebonden dan onze
eed of belofte, onze stem te bepalen.
Een aardig voorbeeld van hoe het niet moet zijn leverde voor
mij het kort geleden gehouden debat over de warmwatervoorzie
ning, waarvan de temperatuur die van het water uit de in het
geding zijnde Fasto-geysers af en toe benaderde. U excusere mij