492
13 DECEMBER 1950
mijnheer de Voorzitter, dat ik dit punt opnieuw ter sprake breng.
Ik doe dit niet om te trachten op de beslissing terug te komen;
gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer maar om door een
voorbeeld duidelijk te maken wat ik bedoel.
De wethouder voor de bedrijven heeft bij de verdediging van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders gezegd, dat hij meer
waardering had voor hetgeen de heer Toxopeus in eerste instantie
heeft gezegd, omdat deze daarbij en m.i. zoals het behoort, ruimte
liet voor wijziging van zijn standpunt en minder voor hetgeen de
heer Veldkamp heeft gezegd omdat deze is begonnen met de mede
deling, dat de meerderheid zijner fractie zijn stem niet aan het
voorstel zou geven en dus niet meer ontvankelijk was voor een ver
dediging door Burgemeester en Wethouders. Hij moge op het
eerste gezicht enigszins gelijk hebben gehad toen hij interrumpeerde
dat het standpunt van Burgemeester en Wethouders uit de toelich
ting reeds bekend was, in wezen had hij ongelijk omdat hij geen
ruimte liet dat door een weerlegging van de bezwaren van zijn
fractie, bij monde van hem naar voren gebracht, het ingenomen
standpunt wijziging kon ondergaan. Niet tegen het feit dat in de
raadsvergadering de fractievoorzitter mededeling doet van de
mening, zoals die in de fractie tot uiting is gekomen, maak ik be
zwaar, maar wel, zoals in het aangehaalde voorbeeld, tegen het
nemen van een beslissing in de fractie.
Het moge zo zijn dat een enkeling zich volle vrijheid van han
delen voorbehoudt, uit het zich aan de stemming onttrekken van
een paar leden der K.V.P.-fractie meen ik te mogen afleiden dat het
niet kunnen meegaan met een fractiebesluit hen voor een moeilijk
heid plaatst die zij liever ontlopen dan zich blootstellen aan het
verwijt dat zij op de eenheid der fractie inbreuk hebben gemaakt.
Mijnheer de Voorzitter, ik zeg dit alles niet uit lust om de
K.V.P.-fractie te kapittelen, maar uitsluitend in het belang van de
gemeente en van de samenwerking in de toekomst en met de hoop
dat men zich in die fractie eens ernstig zal willen beraden over de
wijze van voorbereiding der raadsagenda. Vooral de jonge acade
mici in die fractie en speciaal hun fractievoorzitter zou ik op het
hart willen binden dat het besturen van een gemeente in wezen
niets anders is dan in gezamenlijk overleg van allen, die daartoe
geroepen zijn, het hoogste rendement te bereiken. Tot op zekere
hoogte in tegenstelling met het landsbestuur, ligt het stadsbestuur
als regel buiten het politieke vlak. Dit wil geenszins zeggen dat
opportuniteit het richtsnoer moet zijn en daarvoor bestaat ook
geen gevaar omdat de leden van een politieke partij zich gedragen
weten door normen en beginselen, die hen in politiek verband heb
ben bijeengebracht en welke normen dus ook vanzelfsprekend als
eigen normen en beginselen in het bepalen van hun standpunt tot
uiting komen.
Wanneer men het inderdaad zo wil zien, dan wordt daardoor van
zelf een grotere plaats ingeruimd voor de ervaring en, als ik het
zo noemen mag, geschooldheid van hen die al langer meedoen, en
bestaat er minder gevaar dat theoretische beschouwingen al te zeer
hun stempel op het stadsbestuur zullen drukken.
Resumerende zou ik in dit verband willen zeggen, dat op grond
van de daarvoor gebruikte voorbeelden de onderlinge verhoudingen
in deze Raad sedert zijn nieuwe samenstelling er niet op zijn voor
uit gegaan en dat ik hoop dat hetgeen ik hier gezegd heb, die
verhouding niet nadelig zal beïnvloeden maar integendeel aanlei
ding mag geven om zich daarover ernstig te beraden. Wanneer