13 DECEMBER 1950 495 op hetgeen Mgr. Dr. Hansen heeft gezegd met deze woorden aan het adres van de jubilerende vereniging „Gij hebt sociale gezond heid getoond en breedheid van inzicht en het was een groot sociaal element dat U zich aanstonds hebt geschaard achter de P.B.O." Wanneer wij dan verder in een van de verslagen lezen dat Prof. van der Ven zich in het geheel niet enthousiast betoont over het P.B.O., dan blijkt duidelijk dat tussen hen, die op deze vergadering hebben gesproken, grote meningsverschillen bestaan over hetgeen als gerechtigheid wordt beschouwd. Ik behoef daaraan nog slechts toe te voegen dat Staatssecretaris v. d. Grinten als instructieve taak heeft gesteld: handhaving van het welvaartsniveau naast actie voor toenemende productie. De rede van Prof. v. d. Ven was zo reactionnair dat de Sterredacteur van de Volkskrant Prof. Romme, daartegen te velde is getrokken. Ik geef toe, dat deze pro- en contra niet het bewijs leveren dat de Katholieke werkgeversvereniging ofwel vooruitstrevend, ofwel reactionnair is, maar uit het feit dat volgens De Stem, Prof. v. d. Ven ,,'n meer dan conventioneel applaus" van de vergadering voor zijn beschouwingen ontving, mag ik toch wel concluderen dat onder de leden van die vereniging het reaetionnaire element veel instem ming vindt. Tussen de K.A.B. en de Kath. Werkgeversvereniging bestaat groot verschil van mening omtrent de wijze waarop maatschappe lijke vraagstukken moeten worden opgelost en het samengaan van de leden van beide verenigingen in één politieke organisatie is en blijft daarom een vallen en opstaan op de weg der maatschappelijke ordening, waarbij, zoals ik reeds zeide, de laatste tijd het spel der genen, die het zo langzamerhand welletjes vinden, aan kansen wint. De vrijage van de V.V.D. met de K.V.P. is meer gericht op het aanknopen van betrekkingen met het reaetionnaire deel dan met het progressieve deel, dat zich in de practische politiek nauw ver want gevoelt met de P.v.d.A. In dit verband voer ik, ditmaal eens met genoegen, weer De Stem ten tonele, waarin de Haagse brief schrijver zegt dat er voor een werkelijk sociale politiek vermoe delijk meer te bereiken zal zijn met de P.v.d.A., dan met de liberale heren. Een enkel woord ook over de partij waarvan ik het genoegen heb lid en in deze vergadering representant te zijn. Veel zal ik er niet van zeggen want „Eigen lof stinkt" en bovendien „Goede wijn be hoeft geen krans". Als de Haagse briefschrijver in zijn zoeven door mij aangehaalde brief zegt dat de P.v.d.A. een zeer belangrijke groep is, die over het geheel haar verantwoordelijkheid blijkt te kunnen dragen, dan is dit een onverdacht getuigenis, dat op zich zelf reeds veel zegt. Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, de P.v.d.A. heeft in de jaren dat zij deel uitmaakt van de hogere en lagere be stuursorganen, getoond dat zij niet alleen verantwoordelijkheidsge voel bezit, maar de verantwoordelijkheid ook durft te dragen. Men sen met een zeer uiteenlopende levensbeschouwing hebben in deze Partij een tehuis gevonden, waarin zij zich ook heden ten dage nog echt thuis gevoelen omdat zij daarin kunnen samenwerken met anderen, die evenals zij, hunkeren naar een maatschappij, waarin meer gerechtigheid en meer rechtvaardigheid zal zijn en bij het hanteren van de middelen daartoe de realiteit niet uit het oog verliezen. De P.v.d.A. is een partij, dit aan het adres van de heer Toxopeus, niet alleen van arbeiders of van werknemers, maar van mensen van alle rangen en standen, van werknemers en van werkgevers, van jong en oud, van armen en rijken, die de waarde

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1950 | | pagina 495